
Het zal deze meimaand goed merkbaar zijn dat we 75 jaar bevrijding moeten vieren ten tijde van een lock down (een goede nederlandse term ben ik nog niet tegengekomen). Herdenkingen en festiviteiten kunnen niet doorgaan of alleen via tv en internet. Het is stil op straat, velen zitten min of meer gedwongen thuis. Het lijkt wel oorlog was een gedachte die opkwam, maar dat gaat te ver, want toen werden Joden, onderduikers en verzetsstrijders met voorbedachte rade onderdrukt en vermoord.
Toch, we voelen nu aan den lijve wat het is om min of meer opgesloten te zitten, we zijn minder vrij dan anders in onze bewegingsmogelijkheden, we ervaren onzekerheid die beklemmend is. Het virus benauwt ons. In de Bijbel, met name in de Psalmen is benauwdheid een term die vaak wordt gebruikt om angst en onzekerheid uit te drukken, lichamelijk en geestelijk word je in het nauw gedreven.
Dit jaar werd in de periode voor en na Pasen in veel kerken uit het Bijbelboek Exodus gelezen. Dat heeft een dubbele reden. Ten eerste omdat Pasen en Pinksteren hun oorsprong hebben in Exodus. Ten tweede omdat het thema van dit Bijbelboek bevrijding is. En die bevrijding heeft 2 kanten, ook nu. Het is enerzijds bevrijding uit de slavernij, uit de ellende en de benauwdhed van het angstland Egypte, dat gedenken we. En het is anderzijds bevrijd worden om op weg te gaan naar het beloofde land, om verantwoordelijkheid te dragen. Er is dus a:de bevrijding uit die wordt herinnerd en herdacht, en er is b: de roeping en het perspectief van de bevrijding tot.. Vandaar de 10 geboden en andere leefregels die het volk via Mozes ontvangt. De Israëlieten worden verbondspartner van God en dankzij Jezus geldt dat ook voor ons christenen.
Veel inspiratie heb ik opgedaan in het boek van de Engelse rabbijn Jonathan Sacks: ‘Exodus, boek van de bevrijding’. Hij laat zien dat in de weg van Mozes en het volk Israël steeds die beide kanten van bevrijding aanwezig zijn. God openbaart zich als ‘Ik Zal Er Zijn’, (andere vertalingen: de Ene, de Eeuwige) en tegelijkertijd leert het volk wat hun eigen rol is in Gods bevrijdingswerk. Zo zijn er 2 beschrijvingen van veldslagen, de eerste keer, tegen de Farao, strijdt de Ene voor het volk, de tweede keer, tegen de Amalekieten, moeten ze, met Gods hulp, zelf vechten. En de eerste keer schrijft God de 10 geboden op de stenen tafelen, de tweede keer moet Mozes dat doen en is er dus menselijke inbreng.
Ook bij de bouw van de tabernakel, de draagbare tempel oftewel ontmoetingstent in de woestijn, speelt iets dergelijks. Wie dat gedeelte leest vraagt zich vast af waarom dit zo uitgebreid en, eerlijk gezegd, langdradig wordt beschreven. En bovendien 2 keer. Eerst vertelt God hoe het moet gebeuren (hoofdstuk 25-30) en daarna hoe het volk het uitvoert (35-40). Daartussen wordt de geschiedenis met het gouden kalf verteld. De reden daarvoor is dat God, ook als wij onwillig zijn, er voor kiest om met zijn volk mee te gaan en in ons midden te wonen. En dat vervolgens aan ons gevraagd wordt om daar uitvoering en medewerking aan te geven.
De tabernakel staat daarbij model voor een vrije en open samenleving. In deze ‘coronatijd’ staan we opnieuw voor de uitdaging om die op te bouwen en in te richten. Een heel werk dat veel uithoudingsvermogen vraagt. Dat de Eeuwige daarin bij ons zal zijn en wij zijn bondgenoten.
(ook gepubliceerd in contactruimte, kerkblad van de Protestantse Gemeente Fijnaart, Heijningen en Standdaarbuiten)