Het Pascha

Een wonderlijk bestaan

Jan van Eijk, De aanbidding van het Lam Gods, statenvertaling.net

S’Hemels goetheyt die voorhenen

Ons Voorvaders heeft beschenen

Is hier opt Toneel herspeelt,

En na t’leven afghebeelt (2055-58)

Een van de hoogtepunten van de seidermaaltijd die het Joodse volk aan de vooravond van het Pesachfeest houdt om de uittocht uit Egypte te gedenken is de uitspraak ‘niet onze voorouders, maar wij zelf zijn toen bevrijd’. Deze woorden bevestigen de reële werking van de herbeleving die door middel van deze maaltijd en de vertelling van de bijbehorende geschiedenis plaats vindt. Alsof je er zelf bij bent geweest.

Dat is tevens de functie van liturgie (woord en sacrament) in de kerk en bij Vondel ook de functie van toneel. Je bent niet alleen toeschouwer, maar ook deelnemer. In ‘het Pascha’, zijn eerste toneelstuk, maakt Vondel zijn publiek tot ooggetuigen van de uittocht uit Egypte. Het Pascha is de aanduiding voor het offerlam…

View original post 291 woorden meer

Lazarus

Caravaggio, de opwekking van Lazarus, bron: Statenvertaling.net

Preek 26 maart zondag Judica over Johannes 11

Doe recht (Latijn: Iudica’), doe mij recht, is de naam van deze zondag, de 5e in de 40-dagen tijd, zo begint psalm 43, waar iemand op de vlucht is, een veilig heenkomen zoekt en dat past bij de situatie in het evangelie, waar Jezus is uitgeweken, Jeruzalem en Judea heeft verlaten om te ontkomen aan zijn belagers, een voortijdige dood te ontlopen.

Maar dan gaat hij tot verrassing van vriend en vijand en tegen het advies van zijn leerlingen in toch weer richting Jeruzalem, zoals in de psalm ook gebeurt, maar voor Jezus is dat dus het hol van de leeuw, levensgevaarlijk terrein, uiterst riskant, want ze willen hem daar doden.

Maar hij gaat, naar Betanië, op loopafstand van Jeruzalem, omdat hij naar Lazarus toe wil, een vriend, die hij liefheeft, evenals diens zussen Maria en Marta

Lazarus, die naam betekent mijn God helpt, in het Hebreeuws Eliezer.

Lazarus woont met zijn zussen Maria en Marta in Bethanië, , een plaatsje dat niet veel voorstel, huis der armen betekent Bethanië, 15 stadiën, ongeveer 4 km van Jeruzalem, het is een soort sloppenwijk, een pauperdorp, een kansarme buurt. Jezus kwam daar graag, in de dagen voor Pasen zal hij daar eten en overnachten.

Lazarus, zijn naam getuigt van de God die een Helper is van de armen, maar hij is ziek. Eigenlijk staat er dat Lazarus verzwakt is, hij kwakkelt, chronische klachten, hij tob met zijn gezondheid en  wordt maar niet beter, een soort van long covid, q-koorts, geen duidelijke diagnose. Heer, degene van wie u houdt, die uw vriend is, is als maar zwak.

Maria en Martha sturen Jezus dit bericht, ze vragen niet rechtstreeks of hij ook wil komen en of hij Lazarus kan genezen, ze stellen de rabbi op de hoogte. Maar ze schatten de situatie nog niet in als hoogst urgent, het is meer van, als de kust weer veilig is, kom dan even langs op ziekenbezoek, hij kan het gebruiken.

En ze hebben geloof dat Jezus zieken kan genezen, ze waarderen zijn vriendschap, maar ze hebben er begrip voor dat de mogelijkheden van hun vriend begrensd zijn. Hij is nu aan de overzijde van de Jordaan.

En hoe schat Jezus de situatie in? Hij zegt:, deze zwakte  loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God en dat de Zoon verheerlijkt wordt

 Maar, op het moment dat het bericht van Maria en Martha Jezus bereikt is Lazarus al gestorven, zo zal later in het verhaal blijken.

Jezus maakt geen haast, hij wacht nog 2 dagen, hij blijft op zijn plaats, en dan, na die 2 dagen, maakt hij toch aanstalten: ‘laten we weer naar Judea gaan.’

Terug naar die onveilige plek, het hol van de leeuw en zijn leerlingen vragen zich af wat hem bezielt, waarom?

En de leerlingen denken in het geheel niet aan Lazarus, die kansarme zwakkeling in het pauperdorp , maar aan het risico dat Jezus in Jeruzalem loopt: de Judeeërs zoeken u te stenigen. De leiders in Jeruzelem willen hem grijpen en terecht stellen omdat  hij zich met God had gelijkgesteld. Daarom was Jezus gevlucht en naar de overzijde van de Jordaan gegaan.

Jezus zegt: Lazarus onze vriend is te rusten gegaan, prachtig dat Jezus hem vriend noemt, ja hij had hem en zijn zussen lief, en hij zegt ónze vriend. Mijn vriend, die arme zwakkeling is ook jullie vriend. En ik ga hem uit zijn slaap halen. Ik breng hem weer bij zijn positieven.

De discipelen, niet voor 1 gat te vangen, zien daarin een reden temeer om niet terug te gaan naar Bethanie en aan de veilige kant van de Jordaan te blijven. Heer, als hij slaapt is dat een goed teken, hij heeft zijn rust nodig, dan zal hij herstellen. Ja, zo is er altijd wel een excuus om niet bij een zieke langs te gaan.

Dan speelt Jezus open kaart, vrijuit zegt hij wat er aan de hand is, Lazarus is gestorven, hij heet God helpt, maar hulpeloos kwam hij aan zijn eind. Een zwakke gezondheid en toen is het toch nog snel gegaan. Hij is dood en intussen al begraven.

Als je verder leest, dan voel je de emotionele betrokkenheid, dan merk je hoe begaan Jezus is met Lazarus en Marta en Maria en hoe hij hen recht doet, hoe nabij hij hen is in hun verdriet. Het Johannesevangelie staat bekend om zijn hoge christologie, Jezus wordt met God gelijkgesteld en tegelijkertijd komt Christus hier ontzettend dichtbij, hij is intens bedroefd om het sterven van zjin vriend,

Hij weent, hij is oprecht boos omdat Lazarus gestorven is, hij kan het helemaal niet hebben dat zijn vriend in het graf ligt en hij begrijpt Maria en Marta die allebei hun eigen verdriet hebben. Ontroostbaar zijn.

Ik mis dat wel eens in de ethische discussies over leven en dood,  dan gaat het over rechten en vrijheden. Maar waar blijft dan de ervaring dat je elkaar niet kunt missen, dat de dood eigenlijk onaanvaardbaar is, dat die ons hulpeloos maakt, daar blijf je toch tegen aanstoten, ik tenminste wel.

Leven en dood zijn in de Bijbel geen vrienden. Jezus noemt zich de opstanding en het leven en hij heeft er grote moeite mee dat Lazarus dood is, verbolgen in de geest is hij dan.

Waarom zei Jezus dan? Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God. Heeft hij de situatie onderschat, is het een vergissing?.

Het simpele antwoord is omdat Jezus weet dat de Vader hem zal verhoren, dat hij Lazarus kan opwekken. Niets aan de hand, geen zorgen.

Maar dan mis je wat het Jezus kost, want dat hij naar Lazarus toegaat, dat zal zijn dood worden, daarmee graaft hij zijn eigen graf. Want in het Johannesevangelie is het directe gevolg van de opwekking van Lazarus, dat dat het sanhedrin Jezus ter dood veroordeelt.

Omdat het sterven van de arme Lazarus, zijn vriend, hem raakt, geeft Jezus zijn leven, uit louter liefde, alle ongeloof en onbegrip die hij tegenkomt ten spijt, hij maakt het waar dat God een helper is.

“Deze zwakte loopt niet uit op de dood, maar tot de eer van God, daardoor zal de zoon van God worden verheerlijkt.”

Met dat laatste bedoelt het Johannesevangelie steeds dat Jezus verhoogd wordt aan het kruis, zijn leven geeft voor zijn vrienden. Daar loopt het op uit. Jezus gaat naar Judea om een helper te zijn voor Lazarus, Maria en Martha, omdat hij van hen lief heeft als vrienden en dat wordt zijn eigen dood.

“Ik ben de opstanding en het leven, wie in mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven. Als ik voorga bij een uitvaart”, op de begraafplaats, mag ik die woorden van Jezus uitspreken. Ik vind dat iedere keer een waagstuk om dat zo te zeggen, bij een graf, in dat onvervangbare gemis, als je weet dat iemands leven echt voorbij is gegaan.

Maar dan juist ervaar je dat God helpt, dat er opstanding is en leven is in de vriendschap die Jezus bewoog, liefde tot het uiterste. Dat je dat tegen alles in kunt geloven. Zo meteen zullen we het zingen als we een overleden zuster gedenken. “Wij leven en sterven voor God onze Heer, aan hem behoren we toe.”

Het is toch heel wat dat Jezus dat zo aan Marta vraagt: geloof je dat? Ja Heer, zegt ze, en let dan eens op hoe ze haar geloofsbelijdenis motiveert, ze zegt ik ben tot geloof gekomen dat u de messias bent, de zoon van God die in de wereld komt. 

Dat laat zien dat het geloof dat Jezus de opstanding en het leven is, niet statisch is, maar een weg, die je samen met Jezus gaat, zijn messiasschap is komende, is onderweg in onze wereld. Veel vertalingen zeggen, die in de wereld komen zou, maar dat is niet wat er staat, er staat, komende in deze wereld. Het is een transitie om het eigentijds te zeggen.

Dat is een Joods perspectief dat Johannes via Marta inbrengt. Het nieuwe leven met God is aanwezig, hier en nu, maar het is nog niet af, het moet er nog van komen. Het gaat ergens naar toe.

Een doortocht, zoals Pasen, Pesach, dat oorsponkelijk is, een uittocht van dood naar leven. En daarom roept Jezus zijn vriend uit het graf, kom naar buiten

Dat is waar de Heer van Pasen, opstanding en leven je toe oproept, om een nieuwe schepping te zijn, losgemaakt uit de banden van de dood.

(Zoals iemand in de voorbereiding zei. Geloven dat God je gebed verhoort is amen zeggen, je toevertrouwen aan Gods toewending naar deze wereld.)

Een mooi detail tenslotte is dat de omstanders van Jezus de opdracht krijgen om Lazarus te bevrijden van de windsels waarin hij is gewikkeld, de blinddoek die zijn gezicht bedekt.

Niet alleen Lazarus wordt opgewekt, zij, de toeschouwers, worden ook weggeroepen uit hun passiviteit en meeloperij, om iets bevrijdends te doen. Om een medemens die verwikkeld is geraakt in problemen en het niet meer ziet, los te maken en weer zicht te geven.

Zoals de naam van deze zondag altijd al zei. Doe recht.

Amen

Bij de bron

Preek 12 maart bij Johannes 4 en Exodus 17 in de Dorpskerk te Barendrecht

Waar haal je het vandaan? Het boeiende van dit gesprek tussen Jezus en de  Samaritaanse vrouw over drinkwatervoorzieining is dat zij spreekt van een put en Jezus van een bron. In het watermanagement van het land Israël is dat een groot verschil. Een put bevat opslag van regen, stilstaand water, dat al snel troebel wordt en dat maar beperkt voorradig is. In periode van droogte raakt het op. Een drooggevallen put wordt dan ook wel gebruikt als gevangenis, denk aan de geschiedenis van Jozef.

Bij een bron is dat anders, dat is stromend water, dat borrelt op, fris en gezond, daarom wordt dat ‘levend water’ genoemd. Het vinden van een bron is Bijbels gesproken van levensbelang.

De Samaritaanse  vergelijkt haar leven met een put, haar leven is stil komen te staan. Dat ze daar op het middaguur alleen bij de put is, wijst daarop. Water halen was meestal een sociale activiteit, maar zij is geïsoleerd geraakt. En uit het vervolg van het gesprek blijkt dat ze meerdere relaties heeft gehad die haar geen geluk hebben gebracht. Vandaar haar afwerende reactie richting Jezus, ze houdt hem af.

Als Jezus van Jeruzalem/Judea in het zuiden naar Galilea in het noorden reist, dan gaat hij door Samaria, dat daar tussen ligt. En dan raakt Jezus vermoeid, uitgeput, het is rond het middaguur, letterlijk staat er het 7e uur, vanaf zonsopgang gerekend.

Als je dan ’s ochtends vroeg bent vertrokken en je loopt door heuvelachtig gebied en het wordt steeds warmer, dan voel je je benen steeds zwaarder worden, je lichaam uitdrogen, dan ben je als dat hert uit psalm 42 dat verlangt naar fris, dorstlessend water.

Geef mij te drinken zegt Jezus, plompverloren,  tegen de Samaritaanse vrouw die hij ontmoet bij de waterput die de Jacobsbron heet. Jezus is hier degene die om een geschenk, om een gunst vraagt, hij heeft geen emmer, hij kan er niet zelf bij, daar heeft hij de  hulp van deze vrouw bij nodig.

Maar zij weigert, heeft Jezus het niet beleefd gevraagd, geef mij te drinken, klinkt voor mij nogal direct, maar dat is het probleem niet, het probleem is dat zij een Samaritaanse is en Jezus een Jood, hoe kunt u mij dan om drinken vragen?

Hoe dan. De vrouw is op haar hoede, waterputten waren ontmoetingsplekken voor mannen en vrouwen, en zij houdt er rekening mee dat die vraag van Jezus misschien niet onschuldig is. Zullen we nog wat drinken…. Haar ervaringen met mannen zijn niet zonder problemen geweest en zij geeft een grens aan. Ze houdt afstand.

Maar zo’n man is Jezus niet en er ontstaat een gesprek over het geschenk dat God geeft, het levende water. En dan moet je het niet zo lezen alsof deze Samaritaanse er niets van begrijpt en onwetend is. Als Jezus over het geschenk van God en het levende water begint dan snapt zij dat het niet om een wonderput gaat waar je wensen uitkomen.

Zij legt zelf het verband met vader Jacob, zij begrijpt dat het om beeldspraak gaat, maar ze wil van Jezus weten hoe, hoe kom ik bij dat levende water of hoe gaat u mij dat geven?

Tussen ons ligt een kloof, u bent een joodse man, ik een samaritaanse vrouw. Vandaar dat ze zegt: U hebt geen emmer en de put is diep. Waar gaat u dat levende water vandaan halen?

Ja waar haal je het vandaan? Een zeer terechte vraag. Komende week waterschapsverkiezingen. Op veel plekken in de wereld is er schrijend tekort aan water, het peil in meren en rivieren staat ieder jaar lager, het grondwater zakt. Oogsten mislukken, omdat er tegen droge zomers niet te beregenen valt, de natuur legt het af, de grond verzilt, valt uit elkaar. En als water een schaars goed wordt, ontstaan er conflicten, wie heeft er recht op.

De Samaritaanse vrouw heeft er weet van, dat water putten een dagelijkse strijd is, zwaar werk.

Is het dan een cynische reactie als ze zegt: “Geef mij dat water  Heer, dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.” Of spreekt er ook een echt verlangen uit? Ik denk het, het gesprek heeft bij haar iets aangeboord, een bron die verstopt zat gaat door de ontmoeting met deze rabbi weer stromen.

Want Jezus zegt: het water dat ik geef zal in je een bron worden waaruit water opspringt dat eeuwig leven geeft. Wat is nu het mooie van die uitspraak?  Jezus zegt niet ‘geef mij die emmer, dan zal ik wonderwater voor je naar boven halen, dan maak ik er een wensput van’ 

Jezus zeg het water dat ik geef, dat geschenk van God dat wordt ín jou een bron van leven, het gaat weer stromen in jou. Als ik dat nu eens op mezelf betrek, als dat is wat God mij wil geven, dat je een bron wordt die anderen te drinken geeft. Zoals vader Jacob eens zijn kinderen en vee te drinken gaf.

Dan moet je nog steeds dat dagelijkse werk doen en dat is wel eens uitputtend, dat je denkt waar haal ik het vandaan, maar in je blijft er iets stromen, omdat Jezus je aanspreekt, omdat hij die bron bij je aanboort van eeuwig leven.

En als je bang bent dat de bronnen van het geloof uitgeput raken.  Waar haal je het vandaan dat levende water? Is het grondwaterpeil door de geestelijke droogte van deze tijd niet zo diep weggezakt dat de jonge wortels nauwelijks nog gevoed kunnen worden. Daar valt niet tegen op te beregenen, het verdampt waar je bijstaat. Maar er is een bron, een levensbron, die stromen blijft. Water uit de rots.

En je denkt misschien, waar ga je het vandaan halen om de nood van de wereld te lenigen, is wat je doet niet te weinig, een druppel op een gloeiende plaat wordt er dan gezegd. Zo spreekt Jezus niet, voor Jezus maakt juist het kleine gebaar, die ene hulpactie het verschil, ergens anders zegt hij: “wie aan een van deze geringe mensen een beker koud water geeft, amen, die zal zeker beloond worden.”

In het vervolg van het van het verhaal gaat het stromen, de Samaritaanse gaat in de stad, waar ze vandaan komt, vertellen wat ze heeft meegemaakt en de mensen in haar omgeving merken het op, ze komen door haar getuigenis tot geloof. en ik stel me voor dat ze zo uit haar isolement komt, dat ze voortaan aan haar buren vraagt, ga je vandaag mee naar de put, ik bedoel de bron, om water te halen.

Ik denk dat dit verhaal ons leert dat het in je zit, dat dat stilstaande water zomaar in je kan gaan stromen, dat het in je opwelt en dat je zo voor je medemens een bron van geloof en vertrouwen wordt. Dat is wat God wil geven.

Jezus, oorsprong van mijn leven,

zon van vreugde, hoog verheven,

Jezus, hart van mijn beminnen,

levensbron en licht der zinnen,

zie ik val hier voor uw voeten,

laat mij waardig U ontmoeten,

mij genieten van uw spijze,

bij U zijn om U te prijzen. (lied 376:5)

Naäman

Ferdinand Bol- de profeet Elisa weigert het geschenk van Naäman, 1661 Amsterdams Historisch Museus (Statenvertaling.net)

Preek bij 2 Koningen 5:1-19

In de doopliturgie van onze kerk zit een beweging van toewending en afwending. De toewending is de belijdenis, het toebehoren aan de drie-ene God, gericht zijn op het rijk van Christus.  De afwending is het afzeggen, het afzweren en afblazen van de afgoden, daar zit je niet meer aan vast.

Bij de doop wordt aan de gemeente gevraagd: Wil je je afwenden van alle kwaad en alles wat Gods wil weerstaat? Ofwel: wil je je verzetten tegen alle machten die als goden over ons willen heersen?  Wij worden opgeroepen, wij samen, ons af te keren van onze zonde, onze verkeerde manier van leven.

Voor die keuze staat de gemeente van Christus rondom de doop en voor die keuze staat Naäman aan het ende van de Schriftlezing als hij op het punt staat naar de hoofdstad Damaskus in zijn thuisland Aram/ Syrie terug te keren.

En Naäman wil die keuze maken voor de God van Israël, in dienst gaan bij de God die hem een nieuw begin heeft geschonken. Een schone lei. En daarom vraagt hij aan Elisa of hij twee zakken met Israëlitische aarde mee mag nemen naar Damaskus, heilige grond als een mobiel altaar om daarop de ene ware God van hemel en aarde te dienen

Want nu weet ik het, zegt Naäman, dat er geen andere God is. Hij is vastbesloten, heeft het helemaal helder, maar nu komt het: er is een klein probleempje dat hij schoorvoetend aan Elisa voorlegt, het Hebreeuws in de tekst is hier krakkemikkig, alsof Naaman inderdaad een kleine jongen is die niet goed uit zijn woorden kom, als ik dan, als ik dan in Syrie met meneer de koning in tempel van Rimmon kom, dan moet ik als legeraanvoerder en opperbevelhebber arm in arm met hem lopen, maar als de koning buigt voor de afgod, dan moet ik wel meebuigen. Beroepshalve.

Dat is nou zonde, had hij zich net in de dienst van de ene God gesteld, een nieuw bestaan ontvangen, dan komt toch weer die afgeschreven afgod van een Rimmon om de hoek kijken. Voor Naäman is het een duivels dilemma. Vanuit zijn functie moet hij die tempel van Rimmon binnen gaan, maar hij wil daar eigenlijk niet zijn.

Het zou goed kunnen dat dit satire is, Naäman die zich oprecht bekeert, maar ook de ijdele generaal blijft die zijn eigen problemen opblaast alsof daar alles van afhangt. Maar goede satire, zegt iets over de realiteit.

En de realiteit is dat wij niet zo gemakkelijk afkomen van onze Rimmons. Ook als je van harte belijdt dat er geen god is behalve de Ene die die naam verdient, die onze God wil zijn.

Is dat onze eigenlijke melaatsheid, in Bijbelse zin, dat die nietsige, niksige afgoden toch steeds weer opspelen, een onderhuidse kwaal die de kop opsteekt als je weerstand verzwakt? En dat je dan meebuigt…

En nu is het scherpe van deze satire dat Naäman helemaal niet wil buigen voor de afgod, hij wil de God van Israël dienen, maar de realiteit, zijn positie, zijn werk dwingt hem om mee te buigen.

En dat zou zomaar ook ons probleem kunnen zijn, dat we vast zitten in een economische werkelijkheid met allerlei afgoden, waardoor je voor je gevoel wel mee moet doen met een systeem,  dat je geestelijke gezondheid aantast, want waar je mee omgaat, daar wordt je mee besmet.

Naäman legt het probleem aan Elisa voor en die antwoordt kort en bondig, in het Hebreeuws met 1 woord, leshalom, in vrede. Kort en krachtig en ook wel wat kortaf, alsof hij genoeg heeft van het gedram van Naäman.  Schoon genoeg. Gegroet.

Maar in dat ene woord shalom zit een boel huiswerk voor Naäman, de generaal die succes had behaald in de oorlog en rijk was geworden aan oorlogsbuit. Als hij echt met een schone lei wil terugkeren, dan moet hij vrede zoeken. (tip voor wereldleiders) Elisa bedoelt volgens mij, die Rimmon interesseert me niet, en wat je wel of niet in zijn tempel doet, Naäman, als het ons maar vrede brengt, als je stopt met je invallen en invasies, je intimidatie en je oeverloze veroveringsdrang.

Ja Elisa kan een nukkige profeet zijn. Een mooi portret krijgen we hier van deze Godsman, zoals hij net als zijn leermeester Elia wordt genoemd. Wars van militair vertoon en  politieke interessantdoenerij of financiële inhaligheid. Van het enorme geschenkenpakket dat de generaal heeft meegenomen, door Naäman zelf een zegening genoemd, moet hij niets hebben.

Het wordt in deze satire heerlijk humoristisch verteld. Het begint met het buit gemaakte meisje dat door heeft dat het niet goed gaat met de man van haar meesteres. Want de grote sterke man is melaats, een huidziekte die onrein maakt, staat er in de nieuwe vertaling. Besmet. Zijn eer aangetast, een smet op zijn blazoen.

Toch wonderlijk dat dit weggeroofde meisje voor de ommekeer zorgt, door tot de vrouw van Naäman te zeggen: Kon hij maar naar de profeet in Samaria gaan, verzucht het meisje. Dat laat Naäman zich geen twee keer zeggen, hij kiest voor de diplomatieke weg en hij laat zijn koning een brief schrijven voor de koning van Israël. En voor alle zekerheid neemt hij in zijn gevolg nog een heel leger mee. Met paarden en wagens.

Het is dus te begrijpen, logisch, dat de koning van Israël het niet vertrouwt, dit lijkt een militaire meesterzet, een voorwendsel om de oorlog te verklaren. Hij is niet naïef, die generaal gaat hem en het land in de ellende storten. Hij scheurt zijn kleren. Ben ik soms God, dat ik kan doden en levend maken.

De psychiater Ester van Fenema schrijft in haar nieuwe boek over de 7 hoofdzonden dat wij in onze tijd wel zijn gaan geloven, dat we zelf god  zijn en dat is ons probleem.

Als Elisa hoort wat er aan de hand is, weet hij dat hij in actie moet komen. Hij stuurt een bode die de boodschap overbrengt dat Naäman zich 7 maal moet baden in de Jordaan, dan zal hij gezond worden.

Ik vermoed eigenlijk dat Elisa niet zo geïnteresseerd is in de dermatologische gezondheid van deze oorlogszuchtige generaal. Hij heeft geen zin Naäman te ontmoeten, laat staan hem de hand op te leggen, met het risico zelf besmet te raken. Hij wil vooral dat Naäman en zijn leger de aftocht blazen en daarom stuurt hij hem naar de Jordaan, de grensrivier. Voordat het leger aan het plunderen slaat of de koning van Israël in paniek tot de aanval overgaat en de boel escaleert.

En ik weet niet of Elisa het voorzien had, maar Naäman voelt zich nu echt in zijn eer aangetast. Hij vindt dat hij wordt afgescheept en maakt zich kwaad. Waarom neemt deze profeet niet eens de moeite om zijn huis uit te komen en weigert hij zijn God voor mij aan te ropen. Het zijn in feite de knechten van Naäman die de situatie redden omdat ze het aandurven hun baas tegen te spreken. Als de profeet u iets groot had opgedragen, had u het zeker gedaan. Het is toch geen moeite om in de Jordaan af te dalen. Baat het niet, dan schaadt het niet.

Wat heeft deze geschiedenis van Naäman en Elisa nu met de beweging van toewending en afwendig te maken in de doopliturgie. Dat je dankzij Christus, in het reine komt met God, gered wordt, als het ware als eerstelingen van de  nieuwe schepping, met een schone lei begint. En je redding en reinheid buiten je zelf mag zoeken.

Wij zijn niet allemaal generaal, zelfs niet buiten dienst, maar we voeren wel allemaal onze kleine oorlogjes ben ik bang, op een of andere manier is ieder mens daarmee besmet. En met onze manier van leven, als of we god zelf zijn,  gaan we net als Naäman over heel wat grenzen heen. Hebben we het gelaat van de aarde aangetast.

Naäman leert de God van Israël kennen omdat hij bereid is af te dalen, tot 7 maal toe in de Jordaan, omdat hij in staat is om te luisteren naar zijn personeel, eerst het meisje en nu zijn knechten, de militaire hierarchie wordt omgekeerd, de orders komen van onder. Hij wordt een kleine jongen, herboren.

Dat nieuwe begin als voorbode van Gods geheel nieuwe schepping, dat wordt mogelijk als je ophoudt om je groot te maken en groot te houden en op je strepen te staan.

Dit is een geloof dat niet meebuigt met de groten der aarde, maar afdaalt en luisteren naar degenen die geen stem hebben .

Ipv meebuigen voor de afgoden, wat al te vaak onze realiteit is, ga je in dienst van de Heer, die met ons omging en onze smetten op zich nam, die zich liet dopen in de Jordaan om alle gerechtigheid te vervullen, dat maakt je rein.

Ja, wil je afwenden van alle kwaad en alles wat Gods wil weerstaat? Zoek je redding en reiniging buiten jezelf (zo zegt het klassieke doopformulier), dan word je weer mens, als herboren. Amen

Preek gehouden op 30 oktober in de de Dorpskerk te Barendrecht

Boeren en burgers

Pieter Breugel- Boerenbruiloft (1568) – geïnspireerd op de gelijkenis van de genodigden bron: wikipedia

Boeren en Burgers

Ik maak een fietstocht door het Midden-Delfland. Schiedam-Kethel, Den Hoorn, Schipluiden. Een veenweidegebied tussen de grote steden. Ik kom langs de boerderij waar mijn opa een melkveehouderij had. Dat stemt weemoedig. Als jongen heb ik vaak geholpen om de koeien vanuit de wei naar de stal te brengen, waar ze gemolken werden en bijgevoerd met een maatbeker bix. Dat halen van de koeien ging dan een stukje over de openbare weg en de auto’s wisten dat ze moesten wachten.

Het bedrijf was te klein om te worden voortgezet. Er zijn hier meer boeren uitgekocht, voor het doortrekken van de A4-snelweg en natuurontwikkeling. Van dat laatste was mijn opa niet zo’n voorstander, maar van zijn dieren hield hij. Het meest beladen onderwerp was de melkprijs, die bepaalde het inkomen.

Mijn interesse was gewekt en ik ging landinrichting studeren aan de Landbouw Universiteit in Wageningen. Uiteindelijk werd het toch theologie, maar het vraagstuk is me blijven boeien, hoe richt je de samenleving in en hoe maak je ruimte voor elkaar?

Momenteel is een deel van de boerenbevolking in opstand. Ik zie omgekeerde vlaggen, ook op bedrijven die te koop staan. De landbouwvoertuigen die de wegen blokkeren zijn vele malen groter dan de tractor van opa. Begrijp ik het? Jarenlang hebben ze geproduceerd voor een schamel loon. Nu de voedselprijzen stijgen en ze investeringen kunnen terugverdienen, dreigen ze ingeperkt te worden. Anderzijds, van uitkopen hoef je niet minder te worden, zeker als de overheid daar veel geld voor reserveert.

Het thema van de komende gezamenlijke startdienst in Barendrecht  is ‘Aan Tafel!’. Een Bijbels beeld waarin iedereen kan mee-eten en meepraten. Als kerk geloven we dat God daar de Gast-Heer van is. Jezus nodigt je daarvoor uit.  Aan deze tafel leer je wat inschikken is. Als de ene kant van de tafel inhalig alles naar zich toehaalt, lijdt de andere kant honger. Met name in het Lucasevangelie staat dat hoog op de agenda. Discipelen en farizeeën die zichzelf belangrijk vinden krijgen een lesje nederigheid. Gasten die zich druk maken over de tafelschikking worden op hun plaats gewezen.

Aan tafel met boeren, burgers en buitenlui. Er is Iemand die zich daar niet te groot voor voelt. Hij is in ons midden als Eén die dient.

Als de goden zwijgen

Interieur Pantheon-Giovanni Paolo Panini (bron: wikipedia)

Met mijn zoon en een vriendje ga ik naar de film: Thor, love and thunder. Door de hitte van Rotterdam fietsen we naar de bioscoop naast het Feyenoord stadion. Op voetbal heb ik meer kijk dan op superheldenfilms. De helden en mindere goden die daar momenteel spelen ken ik wel zo’n beetje, naar die uit het verleden zijn de straten vernoemd. Misschien komt er een tijd dat er weer straatnamen naar dominees gaan heten. Via de Coen Moulijnweg komen we bij het Cor Kieboomplein. Van superheldenfilms heb ik minder verstand. Zoon probeert om mij de verhaallijn van de Thor-sage in de serie van Marvelfilms uit te leggen, ik herken wat namen uit de Noorse mythologie, maar nu begint het mij te duizelen.


De film blijkt gelukkig ook zonder voorkennis redelijk te volgen, al ontgaan nogal wat grapjes me waar de rest van het publiek om moet grinniken. Mijn theologische antenne slaat vanaf het begin aan, omdat het verhaal inzet met een toegewijde gelovige die zwaar teleurgesteld raakt in zijn particuliere god die zijn dochter laat sterven en die hem uitlacht en doodleuk laat weten dat er geen ‘eternal reward’ tegenover staat. De man doet dan een gelofte dat alle goden dood moeten en ontpopt zich tot een engel des doods die het universum wil vernietigen.


Hier wordt verbeeld hoe teleurgestelde religie in nihilisme omslaat. Goden vallen van hun voetstuk, in een andere scene is het Zeus die het af laat weten, de goden op de Olympus zijn niet geïnteresseerd in het bevrijden van stervelingen en Thor wordt dan de held, misschien zelfs de messiaanse figuur die de wereld moet redden met de sterrenkundige Jane Foster aan zijn zijde.
Deze helden strijden voor traditionele en progressieve (familie)waarden en ze vechten met antieke en ultramoderne wapens. Het probleem van dit soort films blijft voor mij dat oorlogsvoering als onschuldig wordt voorgesteld.


Zondag staat Psalm 82 op het leesrooster. Ik mag in een andere gemeente voorgaan, meestal volg ik dan een liturgie die ik al eens heb gebruikt, maar Psalm 82 voeg ik nu toe, als leefregel. Het gaat over God die in de vergadering der goden opstaat en hen verwijt dat ze hun ogen sluiten voor onrecht en de mensen in hun misere laten stikken. Ik heb ooit geleerd dat we in een tijd van ontmythologisering leven, maar in Marvelfilms zijn dit soort scenes springlevend.


Psalm 82 bidt dat wanneer onze religie door de mand valt, we teleurgesteld raken in onze goden, er toch een God is die opkomt voor gerechtigheid.

op de dorsvloer

Rembrandt van Rijn- Boaz en Ruth (bron: statenvertaling.net)

Preek bij Ruth 3 19 juni Dorpskerk Barendrecht

Toen ik het beroep aannam naar Barendrecht was er nog geen pastorie beschikbaar, huiswerk voor de kerkrentmeesters en dat was best een hele opdracht, want de woningmarkt was krap en de familie de Ronde moest er ook nog inpassen, dus heel blij dat het gelukt is. Nu nog verhuizen.

‘Zal ik niet een thuis voor je zoeken?’, stelt Naomi aan Ruth voor. In het Hebreeuws staat er zoiets als rustoord, je huis is waar je tot rust komt en gerust wordt gesteld. Waar je geborgenheid vindt.

Naomi heeft geen rust voordat schoondochter Ruth onder de pannen is. En nu heeft ze haast, want het loopt tegen het einde van de gerste en de tarwe-oogst en dan is het werk gedaan, kan Ruth niet meer op het land van Boaz aren rapen en dan is de kans verkeken.

Dat de twee elkaar nog niet in de armen hebben gesloten komt omdat Ruth een Moabitische is, een vrouw uit het buurland Moab en in de Tora worden de Israelieten gewaarschuwd zich niet in te laten de dames uit Moab, die stonden slecht bekend.

Boaz is niet bevooroordeeld, hij wordt getekend als iemand die leeft volgens de geboden en de Tora geeft opdracht om de rechten van vreemdelingen te respecteren, juist voor hen de aren te laten liggen die op het land achterblijven. Boaz is overvloedig in zijn gerechtigheid, zorgt er voor dat Ruth met een volle zak met graan thuiskomt. Hij is onder de indruk van haar, vanwege de vriendschap die zij bewijst aan Naomi.

Maar met Ruth trouwen is nog iets anders en dat heeft met de reputatie van Moab te maken, tijdens de woestijnreis raakten de Israëlieten daar verdwaald en werden ze door de dochters van Moab verleid tot het bedrijven van afgodendienst. Vanwege die dwaling, die misstap werden de inwoners van Moab afgewezen als huwelijkspartners van de Israëlieten.

In de praktijd werd die regel waarschijnlijk niet al te streng toegepast, Machlon en Kiljon, de zonen van Naomi waren immers met Moabitische vrouwen getrouwd, maar laat Boaz nu net een zeer wetsgetrouw en zeer integer figuur zijn.

Wel heel erg integer vindt Naomi, dit is een match made in heaven en zij besluit het lot een handje te helpen, maar let op, ze neemt daarmee een groot risico, of beter gezegd, ze laat Ruth dat risico lopen.

Vanavond gaat Boaz op de dorsvloer gerst wannen.  Baad je, wrijf je in met olie, kleed je aan en ga naar de dorsvloer. Als hij na het wannen gegeten en gedronken heeft en is gaan slapen, moet je naar hem toegaan. Hij zal je dan vertellen wat je moet doen.

Ik heb me laten vertellen dat gerst een stekelige graansoort is die prikt, maar het verhaal wordt nu in meerdere opzichten prikkelend. Naomi brengt Ruth zo in een netelige situatie. Hij zal je vertellen wat je moet doen, levert Naomi Ruth nu niet uit aan de grillen van een man. Is baas Boaz nog steeds zo integer als er niemand kijkt?

Het is wat stagiaires en uitzendkrachten te vaak meemaken op de werkvloer, wantoestanden, collega’s die je vriendelijk op weg helpen en aardige berichtjes sturen, maar als ze de kans krijgen buiten ze de machtspositie uit.

Alles wijst er op dat Ruth Boaz moet gaan verleiden, heel stereotyp zoals de moabitische vrouwen te boek stonden. De setting van de dorsvloer, een beschutte plek buiten de stad, het tijdstip, de ondergeschikte positie van Ruth.

Is Ruth naief dat ze het spel meespeelt, heeft ze geen keus of zet ze het naar haar hand? Ze is een sterke, daadkrachtige vrouw. Naomi hoopt dat Boaz Ruth tot vrouw wil nemen, maar voor het zelfde geld zal Boaz Ruth behandelen als Moabitische, een verleidster  en daar heeft ze dan ook alle aanleiding toegegeven.

Er is trouwens een rabbijnse uitleg die ervanuit gaat dat Naomi Ruth geen risico laat lopen, omdat het van te voren zo met Boaz heeft bedisseld, hoe weet ze anders dat Boaz die avond naar de dorsvloer gaat.

Je zou ook kunnen denken dat Naomi door haar Godsvertrouwen gelooft in een goede afloop, maar haar geloof was juist verbitterd geraakt, het lijkt eerder een wanhoopspoging.

Ruth begeeft zich naar de dorsvloer, ze gaat bij Boaz liggen, zo doet ze wat Naomi haar heeft opgedragen, maar op het beslissende moment trekt ze het initiatief naar zich toe.

Het is wat Miskotte noemt hogere humor. In het holst van de nacht schrikt Boaz wakker na een onverhoedse beweging. Er ligt een vrouw. Wie ben je? Is zijn vraag.

Ik ben Ruth zegt ze klip en klaar en dan wacht ze niet af wat Boaz voorstelt, ze doet meteen een huwelijksaanzoek. Laat mij bij u schuilen, geborgenheid vinden, een thuis. Letterlijk staat er, spreid uw vleugel over mij uit, onomwonden: spreid uw vleugel over me uit en daarmee herinnert ze Boaz, heel slim, aan zijn eigen woorden bij hun eerste ontmoeting, toen hij zei: moge de Heer je rijkelijk belonen, onder wiens vleugels je bent komen schuilen.

Ruth zegt in feite: Boaz laat het niet bij vrome woorden blijven, nu moet jij 1 van die vleugels van de Allerhoogste zijn, want en nu komt het, je bent losser.

Een losser is in Israël iemand die een schuld overneemt. Het is in Leviticus 25 onderdeel van de wetgeving omtrent het jubeljaar. Als je in de penarie kwam, tot armoede verviel, je huis moest verkopen, je land kwijt raakte, slaaf dreigde te worden, dan was je familie moreel verplicht je uit de brand te helpen, die hadden dan het recht om het bezit terug te kopen zodat je weer grond onder de voeten kreeg.

Lossen = vrijkopen = uit de ellende halen = uit slavernij verlossen. In de geschiedenis van het volk Israël heeft God de naam van losser gekregen omdat hij zijn volk uit de ellende bevrijdt en de schuld overneemt.

Wie ben je? Dat is de ultieme levensvraag, en die vraag krijgt Ruth als ze in de meest netelige en vernederende situatie is beland. En ze antwoordt nu niet, de Moabitische, zoals ze eigenlijk steeds genoemd wordt en zoals ze nu ook verkleed is,  maar met haar eigen naam Ruth.

En die eigenwaarde en dat zelfrespect heeft ze omdat ze gelooft dat er een losser is. En tussen de regels van het verhaal lees je dat de God van Israël die losser is. Een Losser bent U, dat is een geloofsbelijdenis, in het antwoord van Ruth. (zoals Bach laat zingen: Gij hebt mij verlost, Heer, gij getrouwe God)

Het zit bijvoorbeeld in de 6 maten gerst die Ruth mee naar huis krijgt. 6, dat is de menselijke maat, de 7e die van de volheid, komt van God.

Boaz zegt: je hebt hiermee je eerdere weldaden nog overtroffen, door mij als losser aan te wijzen, dat maakt voor mij de weg vrij.

De vraag wie ben je? komt tenslotte nog een keer terug als Ruth bij Naomi thuis komt, dan vraagt ze heel typisch wie ben je? In de vertaling, hoe is het met je? Maar letterlijk: wie ben je? Wie ben je vannacht geworden? Een afgewezene of een verloofde, Naomi beseft dus wel degelijk dat ze Ruth in het hol van de leeuw had gestuurd.

Wie ben je? En dan vertelt Ruth wat Boaz gedaan heeft, 6 scheppen gerst heeft ze meegekregen want je moet niet leeg bij je schoonmoeder aankomen. Dat laatste had Boaz volgens de tekst niet gezegd, maar Ruth voegt dat om daarmee aan te geven dat er ook voor Naomi een losser is.

Niet met lege handen naar je schoonmoeder toegaan, dat is altijd een goed advies, maar hier heeft het extra betekenis, omdat toen Naomi met Ruth in Bethlehem terugkeerde ze verbitterd zei, leeg ben ik teruggekeerd. Dat moet Ruth op dat moment toch ook wel gestoken hebben.

Dat vind ik tenslotte zo mooi en wijs aan het verhaal dat die relatie tussen Naomi en Ruth die door wederzijdse afhankelijkheid en onuitgesproken verwachtingen belast dreigt te worden, wordt gelost, ze komen weer vrij tegenover elkaar te staan.

Een prachtige geloofsbelijdenis: een Losser bent U, God, wat zou ik zonder U geweest zijn, die de schuld wegneemt en uit de ellende bevrijdt. En wie ben jij? ‘Wees een vrij mens!’,  zegt Ruth, door voor elkaar een losser te zijn, door iemand uit een netelige positie los te maken, een weg vrij te maken, lege handen te vullen

Waar ben je thuis? Schuilen mag je onder Gods vleugels en voor een ander 1 van die vleugels zijn.

Amen

Aren lezen

Nicolas Poussin Boaz en Ruth op het veld (ca. 1660), bron statenvertaling.net

Intredepreek Dorpskerk Barendrecht Zondag Trinitatis

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Zondag Trinitatis vandaag, van de Drie-Eenheid, de zondag na Pinksteren viert de kerk dat God zich laat kennen als Vader, Zoon en Heilige Geest. Daar zit veel in, dat God zich op diverse manieren met mensen in contact treedt, dat geeft ook een bepaalde structuur aan, de Bijbelse drieslag van schepping, verlossing en voltooiing. En het probeert bovenal iets onder woorden te brengen van de grootheid van God, die je begrip te boven gaat.

Het is bij uitstek de zondag van de lofprijzing: God in de hoog alleen zij eer

Dietrich Bonhoeffer zegt: De leer van de Drie-Eenheid is ontstellend eenvoudig; ieder kind kan het begrijpen. Er is maar één God, maar deze God is de volmaakte liefde en als zodanig is Hij Jezus Christus en de Heilige Geest. De leer van de Drie-Eenheid is niets anders dan een zwakke menselijke lofprijzing op de onstuimigheid van de liefde waarmee God zichzelf verheerlijkt en de wereld omvat.

Herman Finkers vertelt in zijn show na de pauze hoe hij op de lagere school werd doodgegooid  met dogma’s, het dogma van 1+1=2 en het dogma van de reductie, het is allemaal niets ander dan, totdat de kapelaan in de klas kwam vertellen over God. Er is 1 God en die bestaat uit drie personen. Goddank dacht de jonge Herman, eindelijk iemand met wie ik kan praten.

De drie-enigheid van God vertelt dat de ene God relatie is in zichzelf, een en al liefde en leven. Van binnenuit.

Een Joodse leraar heeft gezegd dat de eigenschappen van de Eeuwige een opdracht zijn voor de mens. In het verbond staat het Hebreeuwse woord Chesed centraal, de vriendschap van God waarmee hij zich verbindt met zijn volk, trouw-liefde. Chesed.

 Het verhaal van Ruth vertelt prachtig hoe die vriendschap van de Ene in de praktijk wordt gebracht, gebeurt. Waar de een de ander die vriendschap betoont, door de arme te eten te geven, de werkzoekende zinvolle arbeid, door de vreemdeling gastvrijheid te bieden, de kwetsbare te beschermen, de eenzame aan te spreken, door de namen van de gestorvenen in ere te houden.

In het verbond tussen God en zijn volk is het daarom een gebod dat je bij de oogst niet inhalig bent (Leviticus 19). Bij het binnenhalen van het koren, moet je de randen van de akker niet geheel afmaaien , dat zou haast een ecologische natuurbeschermende richtlijn kunnen zijn.

En na het inzamelen moet je als eigenaar de akker niet nog een keer nalopen om de laatste korenaren op te rapen die zijn blijven liggen, want die zijn voor de arme en de vreemdeling, de gebukten, mensen in de marge voor wie dit de laatste strohalm is. Het is aan hen om die aren op te rapen, te lezen. Het nalezen van de oogst.

Zo krijgt de naaste in precaire omstandigheden recht van bestaan. Ik ben er van overtuigd dat het bovendien een wet is die alle werkers op het veld beschermt. Het voorkomt een afrekencultuur waarin je tot de rand gaat en nooit een steek of een korenaar mag laten vallen. Je bent gezegend als je werk mag doen waarbij er ook wel eens wat blijft liggen.

De Schriftlezing uit Ruth 2, zijn we begonnen in de lunchpauze. Vanaf de vroege morgen is Ruth aren aan het verzamelen achter degenen die de gerst maaien en de vrouwen die het koren in bundels bijeen brengen. Ze raapt de gemaaide aren op die blijven liggen.

En dan is het pauze, etenstijd. Niet voor iedereen per se het meest ontspannen moment van de werkdag. Als je pech hebt het moment dat er racistische of vrouwonvriendelijke grappen worden gemaakt, of dat je wordt buitengesloten of geconfronteerd met je eigen sociale ongemak, zeker als je die nieuweling bent, Ruth, de Moabitische.

De rapper Typhoon heeft deze week een nummer uitgebracht en dat heet: ‘alleen in de pauze’, het gevoel van eenzaamheid dat juist jonge mensen parten speelt en hoe lastig het is om dat te door breken. Ook als je omgeving van goede wil is, kun je zo opgesloten zitten in je zelf.

Dus als het etenstijd is wil Ruth het liefste gewoon doorwerken, ze is niet in een dienst bij Boaz, als zzp-er heeft ze geen recht op pauze, wordt ze niet doorbetaald, maar Boaz roep haar erbij in de geest van het gebod dat het werk kan wachten. Kom maar hier, neem een stuk brood en doop het in de wijn.

Ruth komt erbij zitten. Een sabbatsmoment, eucharistie, brood wordt gedeeld en er is genoeg, ze houdt over. Is dat niet een prachtig beeld van kerk zijn, je mag er bij komen zitten en mee-eten, en je kan er  weer tegen. Innerlijk gesterkt.

Op het schilderij de korenoogst van Pieter Bruegel zie je het goudgele graan in een golvend Brabants landschap, boeren die met een zeis aan het maaien zijn, mannen en vrouwen die onder een boom rusten, eten en drinken. En in de verte zie je de raapsters gebukt gaan in hun armoedige kleren. Op een afstand dus, dat zegt iets over de sociale verhoudingen.

Een van de mooie details in het verhaal van Ruth is daarom dat vanaf het moment dat Boaz Ruth aanspreekt, zij niet alleen meer achter de maaiers blijft, op afstand, maar dat ze aansluiting vindt, ze trekt op met de vrouwen die de gemaaide gerst bundelen. Er staat eigenlijk dat ze zich aan hen hecht, zoals ze zich aan Naomi hechtte  toen ze zei: uw volk is mijn volk en uw god is mijn god. Afstand wordt nabijheid.

Het verhaal benadrukt hoe belangrijk het is dat die aansluiting, die hechting veilig verloopt, Boaz is beschermend, misschien wel over beschermend, want Ruth zelf is assertief genoeg. Boaz wijst de mannen op hun verantwoordelijkheid, val haar niet lastig, kom haar niet te na. Dat hoort bij goed werkgeverschap, dat je anticipeert op pesterijen en intimidatie.

Er zit nog iets van humor in het verhaal. Als Ruth thuiskomt en schoonmoeder Naomi vraagt waar ze is geweest en hoe het gegaan is, dan zegt Ruth dat ze achter de maaiers, dus achter de jongens is aangegaan. Naomi corrigeert haar subtiel, ‘het is goed dat je je aansluit bij de vrouwen’. Naomi heeft al door dat Boaz voor Ruth en dat ze niet meer achter de jongens aanhoeft. Daar gaan we volgende week op door,

Vandaag zondag Trinitatis, God die relatie is in zichzelf, een en al eeuwige vriendschap. En daarom zijn er niet zomaar individuele gelovigen, maar is er een volk van God en een kerk, een gemeente van Christus, waar je aan verbonden wordt en aan gehecht raakt, waar brood en wijn worden gedeeld, sabbat gevierd en samengewerkt, om medearbeiders van Gods grote oogst te zijn.

De God van Israël,  die een Losser is, dat komt in het vervolg aan de orde, een Losser die nabij is en niet op afstand blijft.

Het begint er mee dat je wordt aangesproken, begroet van Godswege, zoals Boaz de maaiers begroet. De Ene zij met jullie, en dan het antwoord van de maaiers: De Ene zegene u. Een wisselwerking. Liturgie in optima forma.

Die aanspraak van God, die maakt dat je uit je eenzaamheid wordt gehaald, dat de sfeer niet klef wordt of de regels te star, maar dat er voor ieder een plek is om er bij te komen zitten.

God onder wiens vleugels je een schuilplaats vindt, zo zegt Boaz. God die in de woorden van Naomi zijn vriendschap, zijn Chesed, niet verlaat, trouw bewijst aan levenden en doden.

Ik heb me tenslotte afgevraagd of gemeentepredikant zijn zoiets is als aren lezen, achter de maaiers aan, je wordt in het veld gebracht, je begeeft je aan de rand, in de marge en tussen de schoven, je zoekt aansluiting bij de plaatselijke praktijk en raakt er aan gehecht.

Je pakt op wat blijft liggen en je verzamelt. Je ontvangt wat je krijgt aangereikt en daar deel je van uit. Dan is er genoeg en dan is er over. Overvloed.

Ere aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen

Pinksteren met Orpa en Ruth

Preek bij Ruth 1, Pinksteren 2022, afscheid als gemeentepredikant in Fijnaart

Pieter Bruegel-de Oogst, ca. 1565

Het Bijbelboek Ruth: in de synagoge wordt dat met Pinksteren gelezen, het is van oorsprong het feest van de eerstelingen van de oogst, en dat is in het verhaal van Ruth de achtergrond, de graanoogst, eerst gerst en dan tarwe. Het boek Ruth,  4 hoofdstukken, loopt uit op een oogstfeest, maar het begint met honger, gemis en leegte en dat in Bethlehem, de plaatsnaam die broodhuis betekent.

Geliefde gemeente,

De afgelopen tijd heb ik vaak het Orpa-gevoel gehad. Hoe zal ik dat omschrijven? Samen met u ben ik de afgelopen 8,5 jaar opgetrokken, hebben we lief en leed gedeeld, huwelijken en begrafenissen, rouw en trouw, en nu ga ik toch weer mijn eigen weg als predikant, en dat geeft emotie, er vloeien tranen, we kussen elkaar, als het ware, en ik besef dat ik heel wat achterlaaat, nu ik ‘samen met mijn gezin’ de keuze heb gemaakt om naar Barendrecht te gaan..

En dan is het fijn te merken dat u het jammer vindt en dat u het begrijpt en het zelfs nog verstandig vindt ook.  Meerdere keren werd er tegen me gezegd: ‘Je moet ook aan je toekomst denken’

Aan je toekomst denken, dat is eigenlijk precies wat schoonmoeder Naomi tegen haar beide schoondochters Orpa en Ruth zegt. Keer terug, ga naar huis, ik kan jullie geen toekomst geven in mijn land, jullie moeten nu voor je zelf gaan, voor je gezin.

Dat Naomi dat zo beslist zegt heeft te maken met het zogeheten zwagerhuwelijk dat in het Oude Israël was voorgeschreven. Als een man overleed, dan trouwde de weduwe met diens broer, zodat zij niet aan haar lot werd overgelaten en zodat de naam van de overleden broer voortleefde. Een sociale wet met een diepe geestelijke betekenis: dat je naam voortleeft!

Naomi zegt heel direct en realistisch, ik heb geen zonen meer, zelfs als ik nog kinderen kon krijgen, dan hadden jullie daar niets aan. Voor mij is er geen hoop, ik kan jullie geen toekomst bieden. Voor mij moeten jullie niet meegaan, julllie hebben al zoveel gedaan. Ga terug naar je volk en je god.

Het Orpagevoel… Daar staan ze dan op het kruispunt tussen de velden van Moab en Bethlehem in Juda, aan de oever van de Jordaan, zo zie ik het voor me. Ongeveer 10 jaar staat er, laten we zeggen ruim 8, zijn ze met elkaar verbonden geweest, ze denken aan hun doden, die worden steeds genoemd, de gestorven dierbaren die hun ontvallen zijn. En hier scheiden dan hun wegen.

De prachtige wens die Naomi haar schoondochters meegeeft is: Dat de Eeuwige jullie trouw zal bewijzen, trouw-liefde-vriendschap-zoals jullie dat hebben gedaan voor mij en voor de gestorvenen. Dat je die mag ervaren, die vriendschap, goedertierenheid van God.

Tot tweemaal toe barsten ze in tranen uit. Het afscheid gaat niet in een keer. Naomi kust haar schoondochter, Orpa kust haar schoonmoeder en keert om. Haar naam betekent ‘nek’. Dat klinkt negatief, iemand de nek toekeren, maar ze wordt gewaardeerd om wat ze gedaan heeft aan trouw/vriendschap en liefde.

Maar Ruth hecht zich aan haar schoonmoeder, ze houdt haar vast, kleeft aan haar staat er zelfs. Ze laat niet los.

Vandaag bevind ik me in de positie van Orpa, gemeente en predikant worden van elkaar losgemaakt, zo heet dat,  maar laten we Ruth niet vergeten, want het verhaal gaat verder, over toekomst gesproken.

Je moet aan je toekomst denken, dat is waar, maar natuurlijk denk ik ook aan de toekomst van de gemeente hier denken.

En dan ben ik ook wel zo dat er ik er eigenlijk nog graag over mee zou willen praten, meerjarenplannen, visies, een kerktuin, maar ja, ik ga. Wel zou ik willen zeggen, tel je zegeningen, idealiseer het verleden niet, wees dankbaar voor de mensen die er zijn, van alle generaties die meedoen of gewoon gemeentelid willen zijn, die heb je misschien nog wel het meeste nodig.

En in de Fijnaart lokaal zeg ik deze week dat niet al onze supporters wekelijks op de tribune zitten, maar ik ben toch wel heel dankbaar dat er vandaag zoveel mensen zijn.

Of… stap ik dan te gemakkelijk over zorgen heen en moet ik me met Naomi afvragen, is er wel hoop? dat zou toch eigenlijk een wonder zijn. Hoop voor de kerk, voor deze gewonde wereld… Is er niet veel meer reden tot bitterheid.

Het valt me op dat Naomi behoorlijk dubbel is. Ze is ondernemend. Wanneer haar in Moab ter ore komt dat God zijn volk weer brood geeft, dan staat ze op om na zoveel jaren weer naar Bethlehem te gaan. En ze gunt haar schoondochters oprecht het goede, dat God hen trouw zal bewijzen en dat ze een nieuw thuis vinden, waar ze rust vinden, geborgenheid.

Maar voor zichzelf ziet ze nauwelijks perspectief, mijn lot is bitter, de Heer heeft zich tegen mij gekeerd. En dat dubbele hoor je ook terug in hoe ze God noemt. Ze spreekt aan de ene kant over hem als de Aanwezige, de Naam die betekent, ik zal er zijn, maar daarnaast ook over God als de Ontzagwekkende, de grote onbekende. Dubbel, vandaar haar twee namen: Naomi, geliefde en Mara, bitter.

Laten we Ruth niet vergeten, want Ruth: dat ben jij, in je trouw als lid van de kerk, je gehechtheid aan de gemeente van de Heer, je betrokkenheid op welke manier dan ook.

Ruth die tegen Naomi zegt: uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Zij hecht zich aan de gemeenschap, wat ben ik in de afgelopen jaren blij geweest met de mensen die erbij kwamen, de herintreders en zij-instromers.

Die in de kerk iets ervaren van thuiskomen, zoals Ruth zelf zegt dat ze terugkeert, thuiskomt met Naomi, hoewel ze als Moabitische, als vreemdelinge binnenkomt.

Dat is de belijdenis van Ruth die samen met Naomi terugkeert: bij God en zijn volk kom je thuis.

En die vriendschap van God, waar Ruth nog niets van wist en waarvan Naomi dacht dat is niet meer aan mij besteed, die wordt realiteit, die gebeurt

Ruth en dat ben jij vertelt mij, dat dat toekomst heeft, dat is toekomst, waar mensen , waar de een de ander die trouw bewijst in de dubbelheid van het leven, die vriendschap door dik en dun, we hebben dat hier meegemaakt, meegekregen, we zijn er aan gehecht geraakt.Waar de vriendschap van de Eeuwige wordt geleefd en gedeeld is er hoop.

Naomi keert terug als ze hoort dat God zijn volk weer bezocht heeft door het brood te geven. Uit het vervolg van het verhaal zal blijken dat dat niet vanzelf gaat, het komt er op aan komt dat de mensen elkaar voeden,  de diakonale collecte vandaag heeft daar mee te maken, dat er voor ieder te eten is, voor vreemdelingen en volksgenoten. Dat is ook hard werken, noeste arbeid, Ruth draait daar haar hand niet voor om.

Zo keren Naomi en Ruth beiden terug in Bethlehem, dat zijn naam als broodhuis weer eer aan zal doen, aan het begin van de gersteoogst. Iemand vertelde me dat de graansoort gerst nogal stekelig is, het prikt, daar moet je dus ook tegen kunnen, heb ik hier ook geleerd. Maar je kunt er wel lekker bier van brouwen.

Uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God, zo  zijn we aan elkaar gehecht geraakt, dat de Heer uw trouw zal bewijzen. Zo raken we niet los van elkaar, dankzij de geest van Jezus Christus die aan ieder gegeven is ten bate van de gemeente.

Want het is dus Pinksteren vandaag, uitstorting van de Heilige Geest, het begin van de kerk op het feest der eerstelingen. Komt laat ons deze dag met heilig vuur bezingen!

Open je ogen

Rembrandt, de doop van de kamerling, Catharijneconvent Utrecht, bron: Statenvertaling.net

‘Verstaat gij wat gij leest?’, vraagt Filippus aan de Ethiopische diplomaat die in zijn reiswagen de profeet Jesaja aan het lezen is. (Handelingen 8).

Dit voorjaar werd er in Nederland bijna huis aan huis een brochure verspreid met de titel ‘eye-opener’, een eenmansactie van een evangelist die er van overtuigd is dat de Bijbelse profetieën in onze tijd uitkomen. Toevallig was er op ons adres niet een bezorgd, maar een gemeentelid was zo vriendelijk haar exemplaar aan mij te geven.

Waarom denk ik dat zo’n brochure deels de plank misslaat? Dat heeft volgens mij met het onderscheid te maken tussen uitleg en toepassing. Dit is een principe dat in de christelijke traditie en zeker in de protestantse kerken altijd is gevolgd.

Als je de profetieën in de Bijbel leest, zowel Oude als Nieuwe Testament, dan merk je dat de profeten en apostelen geïnspireerd waren om voor hun eigen tijd geloofsgetuigen te zijn. Zij verkondigen wat zij van Godswege hebben meegekregen en wat de Geest hen ingeeft. Daarom is het Gods woord en tegelijkertijd zijn het menselijke verwoordingen van dienaren die beperkt zijn door de omstandigheden waar ze zelf in leefden. Ze konden niet over hun eigen horizon heenkijken.

Als ik wil verstaan wat ik lees, dan moet ik begrijpen dat iemand als Jesaja profeteert over de situatie waarin hijzelf verkeerde. Maar dat is gelukkig niet het enige. We mogen deze getuigenissen vervolgens ook toepassen op onze eigen situatie. Je maakt een vertaalslag. Daar heb je verbeeldingskracht en luistervaardigheid voor nodig, gebed en geloof. En wat daarbij helpt is een preek die de tekst uitlegt én actueel maakt, een Bijbelkring of een cursus theologische vorming voor geïnteresseerden. En met het bewustzijn van Black Lives Matter lezen we het schilderij van Rembrandt met nieuwe ogen.

Dus als iemand zegt dat we in 2021 in een bevoorrechte situatie verkeren omdat de Bijbelse profetieën precies in onze generatie bezig zijn uit te komen, dan denk ik persoonlijk dat je deze teksten verkeerd uitlegt. Als iemand echter  laat zien dat Gods woord van ons vraagt om het op onze tijd toe te passen, omdat God ook nu werkt en ons meeneemt door zijn Geest, dan worden je ogen geopend.

meditatie kerkblad juni 2021