Naäman

Ferdinand Bol- de profeet Elisa weigert het geschenk van Naäman, 1661 Amsterdams Historisch Museus (Statenvertaling.net)

Preek bij 2 Koningen 5:1-19

In de doopliturgie van onze kerk zit een beweging van toewending en afwending. De toewending is de belijdenis, het toebehoren aan de drie-ene God, gericht zijn op het rijk van Christus.  De afwending is het afzeggen, het afzweren en afblazen van de afgoden, daar zit je niet meer aan vast.

Bij de doop wordt aan de gemeente gevraagd: Wil je je afwenden van alle kwaad en alles wat Gods wil weerstaat? Ofwel: wil je je verzetten tegen alle machten die als goden over ons willen heersen?  Wij worden opgeroepen, wij samen, ons af te keren van onze zonde, onze verkeerde manier van leven.

Voor die keuze staat de gemeente van Christus rondom de doop en voor die keuze staat Naäman aan het ende van de Schriftlezing als hij op het punt staat naar de hoofdstad Damaskus in zijn thuisland Aram/ Syrie terug te keren.

En Naäman wil die keuze maken voor de God van Israël, in dienst gaan bij de God die hem een nieuw begin heeft geschonken. Een schone lei. En daarom vraagt hij aan Elisa of hij twee zakken met Israëlitische aarde mee mag nemen naar Damaskus, heilige grond als een mobiel altaar om daarop de ene ware God van hemel en aarde te dienen

Want nu weet ik het, zegt Naäman, dat er geen andere God is. Hij is vastbesloten, heeft het helemaal helder, maar nu komt het: er is een klein probleempje dat hij schoorvoetend aan Elisa voorlegt, het Hebreeuws in de tekst is hier krakkemikkig, alsof Naaman inderdaad een kleine jongen is die niet goed uit zijn woorden kom, als ik dan, als ik dan in Syrie met meneer de koning in tempel van Rimmon kom, dan moet ik als legeraanvoerder en opperbevelhebber arm in arm met hem lopen, maar als de koning buigt voor de afgod, dan moet ik wel meebuigen. Beroepshalve.

Dat is nou zonde, had hij zich net in de dienst van de ene God gesteld, een nieuw bestaan ontvangen, dan komt toch weer die afgeschreven afgod van een Rimmon om de hoek kijken. Voor Naäman is het een duivels dilemma. Vanuit zijn functie moet hij die tempel van Rimmon binnen gaan, maar hij wil daar eigenlijk niet zijn.

Het zou goed kunnen dat dit satire is, Naäman die zich oprecht bekeert, maar ook de ijdele generaal blijft die zijn eigen problemen opblaast alsof daar alles van afhangt. Maar goede satire, zegt iets over de realiteit.

En de realiteit is dat wij niet zo gemakkelijk afkomen van onze Rimmons. Ook als je van harte belijdt dat er geen god is behalve de Ene die die naam verdient, die onze God wil zijn.

Is dat onze eigenlijke melaatsheid, in Bijbelse zin, dat die nietsige, niksige afgoden toch steeds weer opspelen, een onderhuidse kwaal die de kop opsteekt als je weerstand verzwakt? En dat je dan meebuigt…

En nu is het scherpe van deze satire dat Naäman helemaal niet wil buigen voor de afgod, hij wil de God van Israël dienen, maar de realiteit, zijn positie, zijn werk dwingt hem om mee te buigen.

En dat zou zomaar ook ons probleem kunnen zijn, dat we vast zitten in een economische werkelijkheid met allerlei afgoden, waardoor je voor je gevoel wel mee moet doen met een systeem,  dat je geestelijke gezondheid aantast, want waar je mee omgaat, daar wordt je mee besmet.

Naäman legt het probleem aan Elisa voor en die antwoordt kort en bondig, in het Hebreeuws met 1 woord, leshalom, in vrede. Kort en krachtig en ook wel wat kortaf, alsof hij genoeg heeft van het gedram van Naäman.  Schoon genoeg. Gegroet.

Maar in dat ene woord shalom zit een boel huiswerk voor Naäman, de generaal die succes had behaald in de oorlog en rijk was geworden aan oorlogsbuit. Als hij echt met een schone lei wil terugkeren, dan moet hij vrede zoeken. (tip voor wereldleiders) Elisa bedoelt volgens mij, die Rimmon interesseert me niet, en wat je wel of niet in zijn tempel doet, Naäman, als het ons maar vrede brengt, als je stopt met je invallen en invasies, je intimidatie en je oeverloze veroveringsdrang.

Ja Elisa kan een nukkige profeet zijn. Een mooi portret krijgen we hier van deze Godsman, zoals hij net als zijn leermeester Elia wordt genoemd. Wars van militair vertoon en  politieke interessantdoenerij of financiële inhaligheid. Van het enorme geschenkenpakket dat de generaal heeft meegenomen, door Naäman zelf een zegening genoemd, moet hij niets hebben.

Het wordt in deze satire heerlijk humoristisch verteld. Het begint met het buit gemaakte meisje dat door heeft dat het niet goed gaat met de man van haar meesteres. Want de grote sterke man is melaats, een huidziekte die onrein maakt, staat er in de nieuwe vertaling. Besmet. Zijn eer aangetast, een smet op zijn blazoen.

Toch wonderlijk dat dit weggeroofde meisje voor de ommekeer zorgt, door tot de vrouw van Naäman te zeggen: Kon hij maar naar de profeet in Samaria gaan, verzucht het meisje. Dat laat Naäman zich geen twee keer zeggen, hij kiest voor de diplomatieke weg en hij laat zijn koning een brief schrijven voor de koning van Israël. En voor alle zekerheid neemt hij in zijn gevolg nog een heel leger mee. Met paarden en wagens.

Het is dus te begrijpen, logisch, dat de koning van Israël het niet vertrouwt, dit lijkt een militaire meesterzet, een voorwendsel om de oorlog te verklaren. Hij is niet naïef, die generaal gaat hem en het land in de ellende storten. Hij scheurt zijn kleren. Ben ik soms God, dat ik kan doden en levend maken.

De psychiater Ester van Fenema schrijft in haar nieuwe boek over de 7 hoofdzonden dat wij in onze tijd wel zijn gaan geloven, dat we zelf god  zijn en dat is ons probleem.

Als Elisa hoort wat er aan de hand is, weet hij dat hij in actie moet komen. Hij stuurt een bode die de boodschap overbrengt dat Naäman zich 7 maal moet baden in de Jordaan, dan zal hij gezond worden.

Ik vermoed eigenlijk dat Elisa niet zo geïnteresseerd is in de dermatologische gezondheid van deze oorlogszuchtige generaal. Hij heeft geen zin Naäman te ontmoeten, laat staan hem de hand op te leggen, met het risico zelf besmet te raken. Hij wil vooral dat Naäman en zijn leger de aftocht blazen en daarom stuurt hij hem naar de Jordaan, de grensrivier. Voordat het leger aan het plunderen slaat of de koning van Israël in paniek tot de aanval overgaat en de boel escaleert.

En ik weet niet of Elisa het voorzien had, maar Naäman voelt zich nu echt in zijn eer aangetast. Hij vindt dat hij wordt afgescheept en maakt zich kwaad. Waarom neemt deze profeet niet eens de moeite om zijn huis uit te komen en weigert hij zijn God voor mij aan te ropen. Het zijn in feite de knechten van Naäman die de situatie redden omdat ze het aandurven hun baas tegen te spreken. Als de profeet u iets groot had opgedragen, had u het zeker gedaan. Het is toch geen moeite om in de Jordaan af te dalen. Baat het niet, dan schaadt het niet.

Wat heeft deze geschiedenis van Naäman en Elisa nu met de beweging van toewending en afwendig te maken in de doopliturgie. Dat je dankzij Christus, in het reine komt met God, gered wordt, als het ware als eerstelingen van de  nieuwe schepping, met een schone lei begint. En je redding en reinheid buiten je zelf mag zoeken.

Wij zijn niet allemaal generaal, zelfs niet buiten dienst, maar we voeren wel allemaal onze kleine oorlogjes ben ik bang, op een of andere manier is ieder mens daarmee besmet. En met onze manier van leven, als of we god zelf zijn,  gaan we net als Naäman over heel wat grenzen heen. Hebben we het gelaat van de aarde aangetast.

Naäman leert de God van Israël kennen omdat hij bereid is af te dalen, tot 7 maal toe in de Jordaan, omdat hij in staat is om te luisteren naar zijn personeel, eerst het meisje en nu zijn knechten, de militaire hierarchie wordt omgekeerd, de orders komen van onder. Hij wordt een kleine jongen, herboren.

Dat nieuwe begin als voorbode van Gods geheel nieuwe schepping, dat wordt mogelijk als je ophoudt om je groot te maken en groot te houden en op je strepen te staan.

Dit is een geloof dat niet meebuigt met de groten der aarde, maar afdaalt en luisteren naar degenen die geen stem hebben .

Ipv meebuigen voor de afgoden, wat al te vaak onze realiteit is, ga je in dienst van de Heer, die met ons omging en onze smetten op zich nam, die zich liet dopen in de Jordaan om alle gerechtigheid te vervullen, dat maakt je rein.

Ja, wil je afwenden van alle kwaad en alles wat Gods wil weerstaat? Zoek je redding en reiniging buiten jezelf (zo zegt het klassieke doopformulier), dan word je weer mens, als herboren. Amen

Preek gehouden op 30 oktober in de de Dorpskerk te Barendrecht

Boeren en burgers

Pieter Breugel- Boerenbruiloft (1568) – geïnspireerd op de gelijkenis van de genodigden bron: wikipedia

Boeren en Burgers

Ik maak een fietstocht door het Midden-Delfland. Schiedam-Kethel, Den Hoorn, Schipluiden. Een veenweidegebied tussen de grote steden. Ik kom langs de boerderij waar mijn opa een melkveehouderij had. Dat stemt weemoedig. Als jongen heb ik vaak geholpen om de koeien vanuit de wei naar de stal te brengen, waar ze gemolken werden en bijgevoerd met een maatbeker bix. Dat halen van de koeien ging dan een stukje over de openbare weg en de auto’s wisten dat ze moesten wachten.

Het bedrijf was te klein om te worden voortgezet. Er zijn hier meer boeren uitgekocht, voor het doortrekken van de A4-snelweg en natuurontwikkeling. Van dat laatste was mijn opa niet zo’n voorstander, maar van zijn dieren hield hij. Het meest beladen onderwerp was de melkprijs, die bepaalde het inkomen.

Mijn interesse was gewekt en ik ging landinrichting studeren aan de Landbouw Universiteit in Wageningen. Uiteindelijk werd het toch theologie, maar het vraagstuk is me blijven boeien, hoe richt je de samenleving in en hoe maak je ruimte voor elkaar?

Momenteel is een deel van de boerenbevolking in opstand. Ik zie omgekeerde vlaggen, ook op bedrijven die te koop staan. De landbouwvoertuigen die de wegen blokkeren zijn vele malen groter dan de tractor van opa. Begrijp ik het? Jarenlang hebben ze geproduceerd voor een schamel loon. Nu de voedselprijzen stijgen en ze investeringen kunnen terugverdienen, dreigen ze ingeperkt te worden. Anderzijds, van uitkopen hoef je niet minder te worden, zeker als de overheid daar veel geld voor reserveert.

Het thema van de komende gezamenlijke startdienst in Barendrecht  is ‘Aan Tafel!’. Een Bijbels beeld waarin iedereen kan mee-eten en meepraten. Als kerk geloven we dat God daar de Gast-Heer van is. Jezus nodigt je daarvoor uit.  Aan deze tafel leer je wat inschikken is. Als de ene kant van de tafel inhalig alles naar zich toehaalt, lijdt de andere kant honger. Met name in het Lucasevangelie staat dat hoog op de agenda. Discipelen en farizeeën die zichzelf belangrijk vinden krijgen een lesje nederigheid. Gasten die zich druk maken over de tafelschikking worden op hun plaats gewezen.

Aan tafel met boeren, burgers en buitenlui. Er is Iemand die zich daar niet te groot voor voelt. Hij is in ons midden als Eén die dient.

Als de goden zwijgen

Interieur Pantheon-Giovanni Paolo Panini (bron: wikipedia)

Met mijn zoon en een vriendje ga ik naar de film: Thor, love and thunder. Door de hitte van Rotterdam fietsen we naar de bioscoop naast het Feyenoord stadion. Op voetbal heb ik meer kijk dan op superheldenfilms. De helden en mindere goden die daar momenteel spelen ken ik wel zo’n beetje, naar die uit het verleden zijn de straten vernoemd. Misschien komt er een tijd dat er weer straatnamen naar dominees gaan heten. Via de Coen Moulijnweg komen we bij het Cor Kieboomplein. Van superheldenfilms heb ik minder verstand. Zoon probeert om mij de verhaallijn van de Thor-sage in de serie van Marvelfilms uit te leggen, ik herken wat namen uit de Noorse mythologie, maar nu begint het mij te duizelen.


De film blijkt gelukkig ook zonder voorkennis redelijk te volgen, al ontgaan nogal wat grapjes me waar de rest van het publiek om moet grinniken. Mijn theologische antenne slaat vanaf het begin aan, omdat het verhaal inzet met een toegewijde gelovige die zwaar teleurgesteld raakt in zijn particuliere god die zijn dochter laat sterven en die hem uitlacht en doodleuk laat weten dat er geen ‘eternal reward’ tegenover staat. De man doet dan een gelofte dat alle goden dood moeten en ontpopt zich tot een engel des doods die het universum wil vernietigen.


Hier wordt verbeeld hoe teleurgestelde religie in nihilisme omslaat. Goden vallen van hun voetstuk, in een andere scene is het Zeus die het af laat weten, de goden op de Olympus zijn niet geïnteresseerd in het bevrijden van stervelingen en Thor wordt dan de held, misschien zelfs de messiaanse figuur die de wereld moet redden met de sterrenkundige Jane Foster aan zijn zijde.
Deze helden strijden voor traditionele en progressieve (familie)waarden en ze vechten met antieke en ultramoderne wapens. Het probleem van dit soort films blijft voor mij dat oorlogsvoering als onschuldig wordt voorgesteld.


Zondag staat Psalm 82 op het leesrooster. Ik mag in een andere gemeente voorgaan, meestal volg ik dan een liturgie die ik al eens heb gebruikt, maar Psalm 82 voeg ik nu toe, als leefregel. Het gaat over God die in de vergadering der goden opstaat en hen verwijt dat ze hun ogen sluiten voor onrecht en de mensen in hun misere laten stikken. Ik heb ooit geleerd dat we in een tijd van ontmythologisering leven, maar in Marvelfilms zijn dit soort scenes springlevend.


Psalm 82 bidt dat wanneer onze religie door de mand valt, we teleurgesteld raken in onze goden, er toch een God is die opkomt voor gerechtigheid.

op de dorsvloer

Rembrandt van Rijn- Boaz en Ruth (bron: statenvertaling.net)

Preek bij Ruth 3 19 juni Dorpskerk Barendrecht

Toen ik het beroep aannam naar Barendrecht was er nog geen pastorie beschikbaar, huiswerk voor de kerkrentmeesters en dat was best een hele opdracht, want de woningmarkt was krap en de familie de Ronde moest er ook nog inpassen, dus heel blij dat het gelukt is. Nu nog verhuizen.

‘Zal ik niet een thuis voor je zoeken?’, stelt Naomi aan Ruth voor. In het Hebreeuws staat er zoiets als rustoord, je huis is waar je tot rust komt en gerust wordt gesteld. Waar je geborgenheid vindt.

Naomi heeft geen rust voordat schoondochter Ruth onder de pannen is. En nu heeft ze haast, want het loopt tegen het einde van de gerste en de tarwe-oogst en dan is het werk gedaan, kan Ruth niet meer op het land van Boaz aren rapen en dan is de kans verkeken.

Dat de twee elkaar nog niet in de armen hebben gesloten komt omdat Ruth een Moabitische is, een vrouw uit het buurland Moab en in de Tora worden de Israelieten gewaarschuwd zich niet in te laten de dames uit Moab, die stonden slecht bekend.

Boaz is niet bevooroordeeld, hij wordt getekend als iemand die leeft volgens de geboden en de Tora geeft opdracht om de rechten van vreemdelingen te respecteren, juist voor hen de aren te laten liggen die op het land achterblijven. Boaz is overvloedig in zijn gerechtigheid, zorgt er voor dat Ruth met een volle zak met graan thuiskomt. Hij is onder de indruk van haar, vanwege de vriendschap die zij bewijst aan Naomi.

Maar met Ruth trouwen is nog iets anders en dat heeft met de reputatie van Moab te maken, tijdens de woestijnreis raakten de Israëlieten daar verdwaald en werden ze door de dochters van Moab verleid tot het bedrijven van afgodendienst. Vanwege die dwaling, die misstap werden de inwoners van Moab afgewezen als huwelijkspartners van de Israëlieten.

In de praktijd werd die regel waarschijnlijk niet al te streng toegepast, Machlon en Kiljon, de zonen van Naomi waren immers met Moabitische vrouwen getrouwd, maar laat Boaz nu net een zeer wetsgetrouw en zeer integer figuur zijn.

Wel heel erg integer vindt Naomi, dit is een match made in heaven en zij besluit het lot een handje te helpen, maar let op, ze neemt daarmee een groot risico, of beter gezegd, ze laat Ruth dat risico lopen.

Vanavond gaat Boaz op de dorsvloer gerst wannen.  Baad je, wrijf je in met olie, kleed je aan en ga naar de dorsvloer. Als hij na het wannen gegeten en gedronken heeft en is gaan slapen, moet je naar hem toegaan. Hij zal je dan vertellen wat je moet doen.

Ik heb me laten vertellen dat gerst een stekelige graansoort is die prikt, maar het verhaal wordt nu in meerdere opzichten prikkelend. Naomi brengt Ruth zo in een netelige situatie. Hij zal je vertellen wat je moet doen, levert Naomi Ruth nu niet uit aan de grillen van een man. Is baas Boaz nog steeds zo integer als er niemand kijkt?

Het is wat stagiaires en uitzendkrachten te vaak meemaken op de werkvloer, wantoestanden, collega’s die je vriendelijk op weg helpen en aardige berichtjes sturen, maar als ze de kans krijgen buiten ze de machtspositie uit.

Alles wijst er op dat Ruth Boaz moet gaan verleiden, heel stereotyp zoals de moabitische vrouwen te boek stonden. De setting van de dorsvloer, een beschutte plek buiten de stad, het tijdstip, de ondergeschikte positie van Ruth.

Is Ruth naief dat ze het spel meespeelt, heeft ze geen keus of zet ze het naar haar hand? Ze is een sterke, daadkrachtige vrouw. Naomi hoopt dat Boaz Ruth tot vrouw wil nemen, maar voor het zelfde geld zal Boaz Ruth behandelen als Moabitische, een verleidster  en daar heeft ze dan ook alle aanleiding toegegeven.

Er is trouwens een rabbijnse uitleg die ervanuit gaat dat Naomi Ruth geen risico laat lopen, omdat het van te voren zo met Boaz heeft bedisseld, hoe weet ze anders dat Boaz die avond naar de dorsvloer gaat.

Je zou ook kunnen denken dat Naomi door haar Godsvertrouwen gelooft in een goede afloop, maar haar geloof was juist verbitterd geraakt, het lijkt eerder een wanhoopspoging.

Ruth begeeft zich naar de dorsvloer, ze gaat bij Boaz liggen, zo doet ze wat Naomi haar heeft opgedragen, maar op het beslissende moment trekt ze het initiatief naar zich toe.

Het is wat Miskotte noemt hogere humor. In het holst van de nacht schrikt Boaz wakker na een onverhoedse beweging. Er ligt een vrouw. Wie ben je? Is zijn vraag.

Ik ben Ruth zegt ze klip en klaar en dan wacht ze niet af wat Boaz voorstelt, ze doet meteen een huwelijksaanzoek. Laat mij bij u schuilen, geborgenheid vinden, een thuis. Letterlijk staat er, spreid uw vleugel over mij uit, onomwonden: spreid uw vleugel over me uit en daarmee herinnert ze Boaz, heel slim, aan zijn eigen woorden bij hun eerste ontmoeting, toen hij zei: moge de Heer je rijkelijk belonen, onder wiens vleugels je bent komen schuilen.

Ruth zegt in feite: Boaz laat het niet bij vrome woorden blijven, nu moet jij 1 van die vleugels van de Allerhoogste zijn, want en nu komt het, je bent losser.

Een losser is in Israël iemand die een schuld overneemt. Het is in Leviticus 25 onderdeel van de wetgeving omtrent het jubeljaar. Als je in de penarie kwam, tot armoede verviel, je huis moest verkopen, je land kwijt raakte, slaaf dreigde te worden, dan was je familie moreel verplicht je uit de brand te helpen, die hadden dan het recht om het bezit terug te kopen zodat je weer grond onder de voeten kreeg.

Lossen = vrijkopen = uit de ellende halen = uit slavernij verlossen. In de geschiedenis van het volk Israël heeft God de naam van losser gekregen omdat hij zijn volk uit de ellende bevrijdt en de schuld overneemt.

Wie ben je? Dat is de ultieme levensvraag, en die vraag krijgt Ruth als ze in de meest netelige en vernederende situatie is beland. En ze antwoordt nu niet, de Moabitische, zoals ze eigenlijk steeds genoemd wordt en zoals ze nu ook verkleed is,  maar met haar eigen naam Ruth.

En die eigenwaarde en dat zelfrespect heeft ze omdat ze gelooft dat er een losser is. En tussen de regels van het verhaal lees je dat de God van Israël die losser is. Een Losser bent U, dat is een geloofsbelijdenis, in het antwoord van Ruth. (zoals Bach laat zingen: Gij hebt mij verlost, Heer, gij getrouwe God)

Het zit bijvoorbeeld in de 6 maten gerst die Ruth mee naar huis krijgt. 6, dat is de menselijke maat, de 7e die van de volheid, komt van God.

Boaz zegt: je hebt hiermee je eerdere weldaden nog overtroffen, door mij als losser aan te wijzen, dat maakt voor mij de weg vrij.

De vraag wie ben je? komt tenslotte nog een keer terug als Ruth bij Naomi thuis komt, dan vraagt ze heel typisch wie ben je? In de vertaling, hoe is het met je? Maar letterlijk: wie ben je? Wie ben je vannacht geworden? Een afgewezene of een verloofde, Naomi beseft dus wel degelijk dat ze Ruth in het hol van de leeuw had gestuurd.

Wie ben je? En dan vertelt Ruth wat Boaz gedaan heeft, 6 scheppen gerst heeft ze meegekregen want je moet niet leeg bij je schoonmoeder aankomen. Dat laatste had Boaz volgens de tekst niet gezegd, maar Ruth voegt dat om daarmee aan te geven dat er ook voor Naomi een losser is.

Niet met lege handen naar je schoonmoeder toegaan, dat is altijd een goed advies, maar hier heeft het extra betekenis, omdat toen Naomi met Ruth in Bethlehem terugkeerde ze verbitterd zei, leeg ben ik teruggekeerd. Dat moet Ruth op dat moment toch ook wel gestoken hebben.

Dat vind ik tenslotte zo mooi en wijs aan het verhaal dat die relatie tussen Naomi en Ruth die door wederzijdse afhankelijkheid en onuitgesproken verwachtingen belast dreigt te worden, wordt gelost, ze komen weer vrij tegenover elkaar te staan.

Een prachtige geloofsbelijdenis: een Losser bent U, God, wat zou ik zonder U geweest zijn, die de schuld wegneemt en uit de ellende bevrijdt. En wie ben jij? ‘Wees een vrij mens!’,  zegt Ruth, door voor elkaar een losser te zijn, door iemand uit een netelige positie los te maken, een weg vrij te maken, lege handen te vullen

Waar ben je thuis? Schuilen mag je onder Gods vleugels en voor een ander 1 van die vleugels zijn.

Amen

Aren lezen

Nicolas Poussin Boaz en Ruth op het veld (ca. 1660), bron statenvertaling.net

Intredepreek Dorpskerk Barendrecht Zondag Trinitatis

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Zondag Trinitatis vandaag, van de Drie-Eenheid, de zondag na Pinksteren viert de kerk dat God zich laat kennen als Vader, Zoon en Heilige Geest. Daar zit veel in, dat God zich op diverse manieren met mensen in contact treedt, dat geeft ook een bepaalde structuur aan, de Bijbelse drieslag van schepping, verlossing en voltooiing. En het probeert bovenal iets onder woorden te brengen van de grootheid van God, die je begrip te boven gaat.

Het is bij uitstek de zondag van de lofprijzing: God in de hoog alleen zij eer

Dietrich Bonhoeffer zegt: De leer van de Drie-Eenheid is ontstellend eenvoudig; ieder kind kan het begrijpen. Er is maar één God, maar deze God is de volmaakte liefde en als zodanig is Hij Jezus Christus en de Heilige Geest. De leer van de Drie-Eenheid is niets anders dan een zwakke menselijke lofprijzing op de onstuimigheid van de liefde waarmee God zichzelf verheerlijkt en de wereld omvat.

Herman Finkers vertelt in zijn show na de pauze hoe hij op de lagere school werd doodgegooid  met dogma’s, het dogma van 1+1=2 en het dogma van de reductie, het is allemaal niets ander dan, totdat de kapelaan in de klas kwam vertellen over God. Er is 1 God en die bestaat uit drie personen. Goddank dacht de jonge Herman, eindelijk iemand met wie ik kan praten.

De drie-enigheid van God vertelt dat de ene God relatie is in zichzelf, een en al liefde en leven. Van binnenuit.

Een Joodse leraar heeft gezegd dat de eigenschappen van de Eeuwige een opdracht zijn voor de mens. In het verbond staat het Hebreeuwse woord Chesed centraal, de vriendschap van God waarmee hij zich verbindt met zijn volk, trouw-liefde. Chesed.

 Het verhaal van Ruth vertelt prachtig hoe die vriendschap van de Ene in de praktijk wordt gebracht, gebeurt. Waar de een de ander die vriendschap betoont, door de arme te eten te geven, de werkzoekende zinvolle arbeid, door de vreemdeling gastvrijheid te bieden, de kwetsbare te beschermen, de eenzame aan te spreken, door de namen van de gestorvenen in ere te houden.

In het verbond tussen God en zijn volk is het daarom een gebod dat je bij de oogst niet inhalig bent (Leviticus 19). Bij het binnenhalen van het koren, moet je de randen van de akker niet geheel afmaaien , dat zou haast een ecologische natuurbeschermende richtlijn kunnen zijn.

En na het inzamelen moet je als eigenaar de akker niet nog een keer nalopen om de laatste korenaren op te rapen die zijn blijven liggen, want die zijn voor de arme en de vreemdeling, de gebukten, mensen in de marge voor wie dit de laatste strohalm is. Het is aan hen om die aren op te rapen, te lezen. Het nalezen van de oogst.

Zo krijgt de naaste in precaire omstandigheden recht van bestaan. Ik ben er van overtuigd dat het bovendien een wet is die alle werkers op het veld beschermt. Het voorkomt een afrekencultuur waarin je tot de rand gaat en nooit een steek of een korenaar mag laten vallen. Je bent gezegend als je werk mag doen waarbij er ook wel eens wat blijft liggen.

De Schriftlezing uit Ruth 2, zijn we begonnen in de lunchpauze. Vanaf de vroege morgen is Ruth aren aan het verzamelen achter degenen die de gerst maaien en de vrouwen die het koren in bundels bijeen brengen. Ze raapt de gemaaide aren op die blijven liggen.

En dan is het pauze, etenstijd. Niet voor iedereen per se het meest ontspannen moment van de werkdag. Als je pech hebt het moment dat er racistische of vrouwonvriendelijke grappen worden gemaakt, of dat je wordt buitengesloten of geconfronteerd met je eigen sociale ongemak, zeker als je die nieuweling bent, Ruth, de Moabitische.

De rapper Typhoon heeft deze week een nummer uitgebracht en dat heet: ‘alleen in de pauze’, het gevoel van eenzaamheid dat juist jonge mensen parten speelt en hoe lastig het is om dat te door breken. Ook als je omgeving van goede wil is, kun je zo opgesloten zitten in je zelf.

Dus als het etenstijd is wil Ruth het liefste gewoon doorwerken, ze is niet in een dienst bij Boaz, als zzp-er heeft ze geen recht op pauze, wordt ze niet doorbetaald, maar Boaz roep haar erbij in de geest van het gebod dat het werk kan wachten. Kom maar hier, neem een stuk brood en doop het in de wijn.

Ruth komt erbij zitten. Een sabbatsmoment, eucharistie, brood wordt gedeeld en er is genoeg, ze houdt over. Is dat niet een prachtig beeld van kerk zijn, je mag er bij komen zitten en mee-eten, en je kan er  weer tegen. Innerlijk gesterkt.

Op het schilderij de korenoogst van Pieter Bruegel zie je het goudgele graan in een golvend Brabants landschap, boeren die met een zeis aan het maaien zijn, mannen en vrouwen die onder een boom rusten, eten en drinken. En in de verte zie je de raapsters gebukt gaan in hun armoedige kleren. Op een afstand dus, dat zegt iets over de sociale verhoudingen.

Een van de mooie details in het verhaal van Ruth is daarom dat vanaf het moment dat Boaz Ruth aanspreekt, zij niet alleen meer achter de maaiers blijft, op afstand, maar dat ze aansluiting vindt, ze trekt op met de vrouwen die de gemaaide gerst bundelen. Er staat eigenlijk dat ze zich aan hen hecht, zoals ze zich aan Naomi hechtte  toen ze zei: uw volk is mijn volk en uw god is mijn god. Afstand wordt nabijheid.

Het verhaal benadrukt hoe belangrijk het is dat die aansluiting, die hechting veilig verloopt, Boaz is beschermend, misschien wel over beschermend, want Ruth zelf is assertief genoeg. Boaz wijst de mannen op hun verantwoordelijkheid, val haar niet lastig, kom haar niet te na. Dat hoort bij goed werkgeverschap, dat je anticipeert op pesterijen en intimidatie.

Er zit nog iets van humor in het verhaal. Als Ruth thuiskomt en schoonmoeder Naomi vraagt waar ze is geweest en hoe het gegaan is, dan zegt Ruth dat ze achter de maaiers, dus achter de jongens is aangegaan. Naomi corrigeert haar subtiel, ‘het is goed dat je je aansluit bij de vrouwen’. Naomi heeft al door dat Boaz voor Ruth en dat ze niet meer achter de jongens aanhoeft. Daar gaan we volgende week op door,

Vandaag zondag Trinitatis, God die relatie is in zichzelf, een en al eeuwige vriendschap. En daarom zijn er niet zomaar individuele gelovigen, maar is er een volk van God en een kerk, een gemeente van Christus, waar je aan verbonden wordt en aan gehecht raakt, waar brood en wijn worden gedeeld, sabbat gevierd en samengewerkt, om medearbeiders van Gods grote oogst te zijn.

De God van Israël,  die een Losser is, dat komt in het vervolg aan de orde, een Losser die nabij is en niet op afstand blijft.

Het begint er mee dat je wordt aangesproken, begroet van Godswege, zoals Boaz de maaiers begroet. De Ene zij met jullie, en dan het antwoord van de maaiers: De Ene zegene u. Een wisselwerking. Liturgie in optima forma.

Die aanspraak van God, die maakt dat je uit je eenzaamheid wordt gehaald, dat de sfeer niet klef wordt of de regels te star, maar dat er voor ieder een plek is om er bij te komen zitten.

God onder wiens vleugels je een schuilplaats vindt, zo zegt Boaz. God die in de woorden van Naomi zijn vriendschap, zijn Chesed, niet verlaat, trouw bewijst aan levenden en doden.

Ik heb me tenslotte afgevraagd of gemeentepredikant zijn zoiets is als aren lezen, achter de maaiers aan, je wordt in het veld gebracht, je begeeft je aan de rand, in de marge en tussen de schoven, je zoekt aansluiting bij de plaatselijke praktijk en raakt er aan gehecht.

Je pakt op wat blijft liggen en je verzamelt. Je ontvangt wat je krijgt aangereikt en daar deel je van uit. Dan is er genoeg en dan is er over. Overvloed.

Ere aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen

Pinksteren met Orpa en Ruth

Preek bij Ruth 1, Pinksteren 2022, afscheid als gemeentepredikant in Fijnaart

Pieter Bruegel-de Oogst, ca. 1565

Het Bijbelboek Ruth: in de synagoge wordt dat met Pinksteren gelezen, het is van oorsprong het feest van de eerstelingen van de oogst, en dat is in het verhaal van Ruth de achtergrond, de graanoogst, eerst gerst en dan tarwe. Het boek Ruth,  4 hoofdstukken, loopt uit op een oogstfeest, maar het begint met honger, gemis en leegte en dat in Bethlehem, de plaatsnaam die broodhuis betekent.

Geliefde gemeente,

De afgelopen tijd heb ik vaak het Orpa-gevoel gehad. Hoe zal ik dat omschrijven? Samen met u ben ik de afgelopen 8,5 jaar opgetrokken, hebben we lief en leed gedeeld, huwelijken en begrafenissen, rouw en trouw, en nu ga ik toch weer mijn eigen weg als predikant, en dat geeft emotie, er vloeien tranen, we kussen elkaar, als het ware, en ik besef dat ik heel wat achterlaaat, nu ik ‘samen met mijn gezin’ de keuze heb gemaakt om naar Barendrecht te gaan..

En dan is het fijn te merken dat u het jammer vindt en dat u het begrijpt en het zelfs nog verstandig vindt ook.  Meerdere keren werd er tegen me gezegd: ‘Je moet ook aan je toekomst denken’

Aan je toekomst denken, dat is eigenlijk precies wat schoonmoeder Naomi tegen haar beide schoondochters Orpa en Ruth zegt. Keer terug, ga naar huis, ik kan jullie geen toekomst geven in mijn land, jullie moeten nu voor je zelf gaan, voor je gezin.

Dat Naomi dat zo beslist zegt heeft te maken met het zogeheten zwagerhuwelijk dat in het Oude Israël was voorgeschreven. Als een man overleed, dan trouwde de weduwe met diens broer, zodat zij niet aan haar lot werd overgelaten en zodat de naam van de overleden broer voortleefde. Een sociale wet met een diepe geestelijke betekenis: dat je naam voortleeft!

Naomi zegt heel direct en realistisch, ik heb geen zonen meer, zelfs als ik nog kinderen kon krijgen, dan hadden jullie daar niets aan. Voor mij is er geen hoop, ik kan jullie geen toekomst bieden. Voor mij moeten jullie niet meegaan, julllie hebben al zoveel gedaan. Ga terug naar je volk en je god.

Het Orpagevoel… Daar staan ze dan op het kruispunt tussen de velden van Moab en Bethlehem in Juda, aan de oever van de Jordaan, zo zie ik het voor me. Ongeveer 10 jaar staat er, laten we zeggen ruim 8, zijn ze met elkaar verbonden geweest, ze denken aan hun doden, die worden steeds genoemd, de gestorven dierbaren die hun ontvallen zijn. En hier scheiden dan hun wegen.

De prachtige wens die Naomi haar schoondochters meegeeft is: Dat de Eeuwige jullie trouw zal bewijzen, trouw-liefde-vriendschap-zoals jullie dat hebben gedaan voor mij en voor de gestorvenen. Dat je die mag ervaren, die vriendschap, goedertierenheid van God.

Tot tweemaal toe barsten ze in tranen uit. Het afscheid gaat niet in een keer. Naomi kust haar schoondochter, Orpa kust haar schoonmoeder en keert om. Haar naam betekent ‘nek’. Dat klinkt negatief, iemand de nek toekeren, maar ze wordt gewaardeerd om wat ze gedaan heeft aan trouw/vriendschap en liefde.

Maar Ruth hecht zich aan haar schoonmoeder, ze houdt haar vast, kleeft aan haar staat er zelfs. Ze laat niet los.

Vandaag bevind ik me in de positie van Orpa, gemeente en predikant worden van elkaar losgemaakt, zo heet dat,  maar laten we Ruth niet vergeten, want het verhaal gaat verder, over toekomst gesproken.

Je moet aan je toekomst denken, dat is waar, maar natuurlijk denk ik ook aan de toekomst van de gemeente hier denken.

En dan ben ik ook wel zo dat er ik er eigenlijk nog graag over mee zou willen praten, meerjarenplannen, visies, een kerktuin, maar ja, ik ga. Wel zou ik willen zeggen, tel je zegeningen, idealiseer het verleden niet, wees dankbaar voor de mensen die er zijn, van alle generaties die meedoen of gewoon gemeentelid willen zijn, die heb je misschien nog wel het meeste nodig.

En in de Fijnaart lokaal zeg ik deze week dat niet al onze supporters wekelijks op de tribune zitten, maar ik ben toch wel heel dankbaar dat er vandaag zoveel mensen zijn.

Of… stap ik dan te gemakkelijk over zorgen heen en moet ik me met Naomi afvragen, is er wel hoop? dat zou toch eigenlijk een wonder zijn. Hoop voor de kerk, voor deze gewonde wereld… Is er niet veel meer reden tot bitterheid.

Het valt me op dat Naomi behoorlijk dubbel is. Ze is ondernemend. Wanneer haar in Moab ter ore komt dat God zijn volk weer brood geeft, dan staat ze op om na zoveel jaren weer naar Bethlehem te gaan. En ze gunt haar schoondochters oprecht het goede, dat God hen trouw zal bewijzen en dat ze een nieuw thuis vinden, waar ze rust vinden, geborgenheid.

Maar voor zichzelf ziet ze nauwelijks perspectief, mijn lot is bitter, de Heer heeft zich tegen mij gekeerd. En dat dubbele hoor je ook terug in hoe ze God noemt. Ze spreekt aan de ene kant over hem als de Aanwezige, de Naam die betekent, ik zal er zijn, maar daarnaast ook over God als de Ontzagwekkende, de grote onbekende. Dubbel, vandaar haar twee namen: Naomi, geliefde en Mara, bitter.

Laten we Ruth niet vergeten, want Ruth: dat ben jij, in je trouw als lid van de kerk, je gehechtheid aan de gemeente van de Heer, je betrokkenheid op welke manier dan ook.

Ruth die tegen Naomi zegt: uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Zij hecht zich aan de gemeenschap, wat ben ik in de afgelopen jaren blij geweest met de mensen die erbij kwamen, de herintreders en zij-instromers.

Die in de kerk iets ervaren van thuiskomen, zoals Ruth zelf zegt dat ze terugkeert, thuiskomt met Naomi, hoewel ze als Moabitische, als vreemdelinge binnenkomt.

Dat is de belijdenis van Ruth die samen met Naomi terugkeert: bij God en zijn volk kom je thuis.

En die vriendschap van God, waar Ruth nog niets van wist en waarvan Naomi dacht dat is niet meer aan mij besteed, die wordt realiteit, die gebeurt

Ruth en dat ben jij vertelt mij, dat dat toekomst heeft, dat is toekomst, waar mensen , waar de een de ander die trouw bewijst in de dubbelheid van het leven, die vriendschap door dik en dun, we hebben dat hier meegemaakt, meegekregen, we zijn er aan gehecht geraakt.Waar de vriendschap van de Eeuwige wordt geleefd en gedeeld is er hoop.

Naomi keert terug als ze hoort dat God zijn volk weer bezocht heeft door het brood te geven. Uit het vervolg van het verhaal zal blijken dat dat niet vanzelf gaat, het komt er op aan komt dat de mensen elkaar voeden,  de diakonale collecte vandaag heeft daar mee te maken, dat er voor ieder te eten is, voor vreemdelingen en volksgenoten. Dat is ook hard werken, noeste arbeid, Ruth draait daar haar hand niet voor om.

Zo keren Naomi en Ruth beiden terug in Bethlehem, dat zijn naam als broodhuis weer eer aan zal doen, aan het begin van de gersteoogst. Iemand vertelde me dat de graansoort gerst nogal stekelig is, het prikt, daar moet je dus ook tegen kunnen, heb ik hier ook geleerd. Maar je kunt er wel lekker bier van brouwen.

Uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God, zo  zijn we aan elkaar gehecht geraakt, dat de Heer uw trouw zal bewijzen. Zo raken we niet los van elkaar, dankzij de geest van Jezus Christus die aan ieder gegeven is ten bate van de gemeente.

Want het is dus Pinksteren vandaag, uitstorting van de Heilige Geest, het begin van de kerk op het feest der eerstelingen. Komt laat ons deze dag met heilig vuur bezingen!

Open je ogen

Rembrandt, de doop van de kamerling, Catharijneconvent Utrecht, bron: Statenvertaling.net

‘Verstaat gij wat gij leest?’, vraagt Filippus aan de Ethiopische diplomaat die in zijn reiswagen de profeet Jesaja aan het lezen is. (Handelingen 8).

Dit voorjaar werd er in Nederland bijna huis aan huis een brochure verspreid met de titel ‘eye-opener’, een eenmansactie van een evangelist die er van overtuigd is dat de Bijbelse profetieën in onze tijd uitkomen. Toevallig was er op ons adres niet een bezorgd, maar een gemeentelid was zo vriendelijk haar exemplaar aan mij te geven.

Waarom denk ik dat zo’n brochure deels de plank misslaat? Dat heeft volgens mij met het onderscheid te maken tussen uitleg en toepassing. Dit is een principe dat in de christelijke traditie en zeker in de protestantse kerken altijd is gevolgd.

Als je de profetieën in de Bijbel leest, zowel Oude als Nieuwe Testament, dan merk je dat de profeten en apostelen geïnspireerd waren om voor hun eigen tijd geloofsgetuigen te zijn. Zij verkondigen wat zij van Godswege hebben meegekregen en wat de Geest hen ingeeft. Daarom is het Gods woord en tegelijkertijd zijn het menselijke verwoordingen van dienaren die beperkt zijn door de omstandigheden waar ze zelf in leefden. Ze konden niet over hun eigen horizon heenkijken.

Als ik wil verstaan wat ik lees, dan moet ik begrijpen dat iemand als Jesaja profeteert over de situatie waarin hijzelf verkeerde. Maar dat is gelukkig niet het enige. We mogen deze getuigenissen vervolgens ook toepassen op onze eigen situatie. Je maakt een vertaalslag. Daar heb je verbeeldingskracht en luistervaardigheid voor nodig, gebed en geloof. En wat daarbij helpt is een preek die de tekst uitlegt én actueel maakt, een Bijbelkring of een cursus theologische vorming voor geïnteresseerden. En met het bewustzijn van Black Lives Matter lezen we het schilderij van Rembrandt met nieuwe ogen.

Dus als iemand zegt dat we in 2021 in een bevoorrechte situatie verkeren omdat de Bijbelse profetieën precies in onze generatie bezig zijn uit te komen, dan denk ik persoonlijk dat je deze teksten verkeerd uitlegt. Als iemand echter  laat zien dat Gods woord van ons vraagt om het op onze tijd toe te passen, omdat God ook nu werkt en ons meeneemt door zijn Geest, dan worden je ogen geopend.

meditatie kerkblad juni 2021

Pinksteren en de laatste dagen

Giotto, de uitstorting van de Heilige Geest, Arenakapel, Padua (bron afbeelding statenvertaling.net)

Pinksterpreek bij Handelingen 2:14-24

7 weken na Pasen, op de 50e dag vanaf het Joodse Pesachfeest geteld, wordt Pinksteren gevierd.  Pinksteren betekent 50, vandaar. Het heet in het Jodendom het wekenfeest, vanwege die 7 weken, het is  het feest  der eerstelingen, In Israël het begin van de tarwe-oogst. En terwijl Pesach het feest van de uittocht is uit Egypte, viert Pinksteren de gave van de wet. Dat het volk in de woestijn bij de berg Sinaï van God de geboden had ontvangen en beloofde zich daar aan te houden. Het feest  van het verbond, God verbindt zich met zijn volk.

Het Bijbelboek Handelingen vertelt hoe het aan het begin van onze jaartelling in Jeruzalem een multicultureel feest is rondom de tempel. Joden uit alle windstreken zijn er  samen gekomen om dit gedenken, het is een evenement met een sterk idee, een ideaal van verbroedering en verbondenheid. Vergelijk  het met  euro-songfestival in Ahoy.

En daar op straat in Jeruzalem horen al die gasten iets waar ze van opkijken, iets aparts en toch vertrouwd, want ze horen hun eigen taal. Als je in het buitenland bent en je hoort op het terrasje naast je mensen in het Nederlands praten, dan spits je je oren, je vangt iets op wat je thuis kunt brengen en je luistert mee.

En wat horen ze in hun eigen taal en tongval? Het zijn vreemd genoeg geen landgenoten, maar Galileërs die zich laten horen. Apostelen, volgelingen van Jezus, die ze de Christus, messias noemen. En een van die mannen stapt naar voren, als woordvoerder, het is Petrus, hij houdt een toespraak, geïnspireerd, emotioneel en indrukwekkend.  Een preek over de profeet Joël.

Is het een donderpreek? Het is een stormachtig betoog met dreiging van donkere wolken, ja het dondert, het bliksemt en het stormt  en toch of eigenlijk daardoor wordt de lucht geklaard.

Je  merkt dat het voor Petrus een moment van ontlading is, eindelijk kan hij zich uiten en een deel van het publiek wordt er door gegrepen, geraakt, ze  nemen het ter harte. Hij spreekt hun taal.

Het opmerkelijke is echter dat de tijdsaanduiding ‘in het laatste der dagen’/ ‘aan het einde der tijden (Nieuwe Bijbelvertaling)  waarmee de profetie wordt ingeleid niet van Joël is. Die komt uit het beroemde vredesvisioen van Jesaja en Micha over zwaarden die omgesmeed worden tot ploegen en speren tot snoeimessen.

Petrus verbindt dus volgens een beproefde rabbijnse uitlegmethode de revolutionaire tekst van Joël die deels een dreigend karakter heeft met de belofte van niets minder dan wereldvrede die Jesaja voor zich ziet: de volken zullen niet  langer leren wat oorlog is.

Het laatste der dagen,  het einde der tijden, dat is in de Bijbel geen aanduiding voor het einde van de wereld, maar de belofte van een nieuwe begin, een nieuw verbond. Een visioen van vrede en gerechtigheid landt in de realiteit.  Het zal zijn in het laatste der dagen

Petrus ziet dat tijdens het Pinksterfeest gebeuren, dat de profetie van Joël in vervulling komt:  het is nu gaande. Opvallend dat deze oude tekst zo inclusief is. Zonen en dochters worden genoemd,  jongeren en ouderen, dienaren en dienaressen. Allemaal, vrouwen en mannen, jong en oud, worden ze geraakt door het verhaal van Jezus. Het gaat nu in hen leven.

God stort zijn hart uit, zodoende komt de missie van de God van Israël op gang. Naar alle richtingen. Zie ik zal mijn geest uitstorten op al wat leeft.

‘Op alle vlees’ staat er in de oude vertaling, dat wordt in het Nieuwe Testament ook ove Jezus gezegd, dat hij ‘in het vlees’ gekomen is. Dat hij dit aardse bestaan, dit leven met zijn ups en down, lusten en lasten aanvaard heeft en gedragen heeft.

Afgedaald is in onze realiteit, in je strijd met een depressie of verslaving. In de stille armoede en de schuldsanering. Ook in het slepende conflict tussen Israël en de Palestijnen en alle andere burenruzies.

Zijn geest wordt nu uitgestort op alle vlees, op als wat leeft, op het aardse. Dus die Geest van Jezus zoekt de lijdende schepping op, zucht mee in de ziekenhuizen, gaat wonen in de probleemwijken en vluchtelingenkampen. Land waar de aarde woest en ledig is.

Maar eerst dus in Jeruzalem en er zit in dat uitgieten van Gods Geest dus iets van spanning. Het is geen fluwelen revolutie, maar een spannend gebeuren, er was onrust, net als deze Pinksterdagen trouwens, veel volk op de been. De komst van de Geest ging met een harde stormwind en een donderend geraas gepaard. Je wordt wel even weggeblazen, het brengt je van je stuk. Toen ik eerder dit weekend een rondje ging fietsen door de polder, waaide ik bijna van de dijk. Dat gevoel.

En dan nog die donderpreek van Petrus, er staat dat de mensen er kapot van waren. Hij stapt naar voren en zegt (inclusief) tot allen: “jullie hebben toch gehoord van Jezus van Nazareth, die door de Romeinen gekruisigd is, jullie hebben dat  laten gebeuren, en jullie dachten misschien, ‘ja zo gaat dat nu eenmaal’, maar God heeft het er niet bij laten zitten, hij heeft hem opgewekt.”

Dat komt aan. Je dacht naar eer en geweten gehandeld te hebben en nu word je toch verantwoordelijk gehouden, je dacht het intern te hebben te hebben opgelost en nu ligt het toch op straat.

Dat is wat de Heilige Geest doet, een rechtvaardig oordeel vellen, de waarheid boven tafel krijgen, de slachtoffers van de geschiedenis een stem geven. Daarom gaat het er stormachtig aan toe.

En vandaar een donderpreek, maar het is geen bangmakerij. De Johannesbrief zegt: ‘daarom kunnen we op de dag van het oordeel vol vertrouwen zijn’. Je mag vrijmoedigheid hebben, dat woord gebruikt Petrus hier. Juist in het oordeel, omdat het Jezus het oordeel heeft gedragen. Juist als het spannend wordt, als die beelden van de profeet Joël van bloed en vuur en rook zich aan je opdringen, dan is er de belofte van dat nieuwe verbond, dat God zijn vredesproces niet opgeeft.

Na het nieuws van de laatste dagen is het mijn gebed dat het ook nu weer Pinksteren mag worden in Jeruzalem en omstreken.

Tranenbrood

Pieter de Witte, het Laatste Avondmaal, ca. 1590, bron: Statenvertaling.net

Preek op Witte Donderdag bij Deuteronomium 16:1-8 en Marcus 14:17-25

‘Het is het tranenbrood dat  u zolang u leeft, zal herinneren aan de dag waarop u wegtrok uit Egypte’ (Deut. 16.3) ‘Ze werden bedroefd’ (Marcus 14:19)

‘En zij werden bedroefd’, de discipelen beginnen te huilen als Jezus hen aanspreekt tijdens de Pesachmaaltijd die ze met elkaar vieren volgens het gebod dat God aan het volk Israël gegeven heeft om de Exodus, de uittocht uit Egypte te gedenken.

Wanneer doen ze dat?  op de vooravond van het feest van de ongezuurde broden, als het Paaslam (het Pascha) geslacht is, bij volle maan in de maand Abib, oftewel de korenaar-maand, als in Israël het vroege graan begint te rijpen.

Waar zijn ze, in Jeruzalem? in de Tora aangeduid  als ‘de plaats’, de plaats waar de Heer zijn Naam (Ik-Zal-Er-Zijn) laat wonen, daarom was Pasen een pelgrimsfeest en gingen de Israëlieten dan naar die plaats, Jeruzalem.

De opdracht is om Pesach te vieren alsof je de verlossing uit Egypte  zelf hebt meegemaakt: ‘”Niet alleen onze voorouders, wij zelf zijn toen bevrijd.” Ook wij moesten in Egypte het slavenwerk doen en in de woestijn voetbalstadions vestingsteden bouwen.

En daarom eten Joden, toen en nu,  7 dagen lang die matses, ongegist brood dat in Deuteronomium brood van de verdrukking wordt genoemd, brood van de ellende, in onze vertaling: tranenbrood.

Brood om je te binnen te brengen dat je in Egypte in de ellende zat, in de misère en dat de Heer je daaruit heeft gehaald, je bent er uit gekomen.

 Waarom is dat brood ook al weer ongegist? Nou, toen ze op de avond van de uittocht halsoverkop ontsnapten moesten ze eten meenemen. Ze hadden dus geen tijd om het deeg te laten rijzen en rusten, het moest snel, als de wiedeweerga, worden klaargemaakt.

Het is deze avond dus, aan het begin van het feest van het tranenbrood. Jezus heeft er naar uitgekeken om dit met zijn leerlingen te vieren, hij heeft het ondanks alle perikelen zo gepland dat hij deze maaltijd met zijn leerlingen kan houden, dat het door kan gaan, ongestoord. Het wordt zijn laatste avondmaal, hij weet het.

De matses worden dus brood van ellende, tranenbrood genoemd. En tranenbrood is het voor Jezus en zijn leerlingen. Door emoties bevangen. Tot tranen geroerd.

Waarom zijn ze zo verdrietig. Omdat Jezus zegt,:1 van jullie zal mij verraden, overleveren. Het gevaar komt niet van de romeinen of de hogepriesters of de farizeeën of de menigte, maar van dichtbij zegt Jezus, 1 van jullie 12 zal het zijn, zal het doen.

Grote consternatie, allemaal schieten ze in de ontkenning: ‘ik toch niet Heer?’ Ja, je zou er maar op aangekeken worden, je zou er maar van verdacht worden dat jij dit hebt bedacht. 1 van jullie wil van me af: Jezus van Nazareth, functie elders.

Ik toch niet Heer. Jezus stelt zijn leerlingen niet gerust; De mensenzoon (de messias) gaat heen, zal sterven. Jullie gaan dat niet voorkomen, jullie gaan me hier niet uit redden. En 1 van jullie heeft het op zijn geweten, ‘voor die mens was het beter als hij niet geboren was’, staat er. Woorden die door merg en been gaan.

Het wordt Judas wel degelijk aangerekend, maar het houdt iets raadselachtigs, zijn fatale daad van verraad is meer dan een mens dragen kan. Het Marcusevangelie laat trouwens open hoe het met Judas afliep, Matteus vertelt bijvoorbeeld wel over zijn noodlottige einde, maar Marcus laat het in het midden.

Jezus wijst hem hier niet als schuldige aan, maar legt het in de groep, 1 van jullie zal mij verraden.

Jezus legt het ook hier in ons midden op tafel als wij zijn maaltijd houden en dan heb ik ook de neiging om te ontkennen: ‘ik toch niet Heer, laat mij er buiten. Ik was het niet, ik ben geen heilige, oke, maar voor eigen gewin iemand verraden, dat toch niet…’

Verraden? Er staat ‘overleveren’, Jezus wordt in het lijdensevangelie telkens overgeleverd: door Judas aan de hogepriesters, door de hogepriesters aan Pilatus, door Pilatus aan zijn soldaten die hem kruisigen. Ze willen allemaal van Jezus af, functie elders, maar niemand steekt zijn vinger op: ik ben het Heer.

Jezus zegt, het is 1 van de 12 die met mij het brood in de schotel indoopt, ja dat hoort bij deze avond, bij de Pesachmaaltijd, dat je die harde matse in een kommetje water doopt, water waar zout aan toegevoegd is, voor de smaak, ja, om te denken aan het bloed, het zweet, de tranen die in Egypte zijn vergoten: tranenbrood, brood van ellende.

Ja dat doen ze allemaal en wij nemen ook van het tranenbrood als wij de maaltijd van Jezus vieren op deze Witte Donderdag, daarmee belijden we onze schuld, want ook wij waren er bij en we lieten Jezus in de steek. ‘Jullie zullen me allemaal laten vallen.

En we nemen het tranenbrood met diepe dankbaarheid, omdat het Pasen wordt en ook wij worden bevrijd, we gaan het meemaken: ‘wat met tranen is gezaaid, wordt met gejuich gemaaid’, je wordt herboren. En dat zet volgens mij zelfs die uitspraak over de mens die beter niet geboren had kunnen zijn in een nieuw licht.

Want Jezus zegt tot alle 12 als hij het brood breekt: ‘neem, dit is mijn lichaam’ en hij zegent de wijn, ‘dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt’.

Dank u Heer, Geprezen zij de Naam, lof zij Christus in eeuwigheid. Amen

De wijsheid van een Kind

Hans Memling, Maria en kind, ca. 1479, bron metmuseum.org

Er is veel behoefte aan wijsheid in deze tijd. De wijsheid van deskundigen die ons een weg wijzen door de coronaperikelen. De wijsheid van bestuurders die maatregelen moeten nemen . De wijsheid van het personeel in verpleeginstellingen en ziekenhuizen die menselijke nabijheid en verstandig beleid moeten zien te combineren.

Bij wijsheid denken we al snel aan een oude vrouw of man, want verstand, zo wordt er gezegd, komt met de jaren en ik ben altijd weer onder de indruk van wat ik kan leren van de generaties voor mij.

Maar het bijbelboek Spreuken vergelijkt de wijsheid niet met een oude van dagen, maar met een kind. Een kind dat speelt voor Gods aangezicht. Al voordat de schepping begon…

30was Ik bij Hem, Zijn Lievelingskind,
Ik was dag aan dag  Zijn bron van blijdschap,
te allen tijde spelend voor Zijn aangezicht,
31al spelend in de wereld van Zijn aardrijk.
Mijn bron van blijdschap vond Ik bij de mensenkinderen. (Spreuken 8:30-31, HSV)

Van oudsher heeft de kerk dit gedeelte uit het Oude Testament gelezen en uitgelegd als een messiaanse tekst. In deze goddelijke wijsheid die als spelend kind altijd al bij God was, herkende men namelijk Jezus, Gods zoon die in Bethehem geboren wordt, liggende in de kribbe.

Denk bijvoorbeeld aan het bekende Kerstlied ‘kom verwondert u hier mensen’ met de prachtige regels: Zie hoe ligt hij hier in lijden/ zonder teken van verstand/ die de hemel moet verblijden/ die de kroon der wijsheid spant.

Wie had dit kunnen bedenken? Het is Gods wijsheid dat  dit pasgeboren kindje de uitvoerder is van het oorspronkelijke plan van de Allerhoogste om God met ons te zijn.

In de latijnse liturgie van de week voor Kerst klinkt er in het avondgebed steeds een antifoon (antwoordvers) bij de lofzang van Maria, waarin Christus wordt gebeden ter wereld te komen. De eerste van 7 aanspreektitels waarmee de komst van Christus wordt ingeleid is ‘Wijsheid’. Merk op dat deze wijsheid niets met opleidingsniveau te maken heeft, maar alles met mildheid en kracht.

O wijsheid, voortgekomen uit de mond van de Allerhoogste 
Gij omspant de wereld van het ene einde tot het andere 
Gij doordringt alle dingen met mildheid en kracht 
Kom nu en leer ons de wegen van wijsheid en inzicht.

De Duitse schrijfster Esther Maria Magnis die een boek heeft geschreven over de o-antifonen zegt: “De wijsheid die uit Gods mond voortkwam, die wij aanroepen in deze donkere dagen is jong, veel jonger dan wij zelf.”

Het spelen van een kind is een bron van inzicht, opvoeders en leraren kunnen daarover meepraten. De concentratie en aandacht waarmee een peuter of kleuter opgaat in zijn spel  is een ontroerend gezicht.

 Een van onze kinderen maakte graag muziek met zelfbedachte instrumenten en  we dachten er toen wijs aan te doen om een speelgoedgitaar voor hem te kopen, maar daar had hij totaal geen belangstelling voor. Het plezier zat juist in de fantasie om van niets iets te maken.

God  verliest zichzelf door spelenderwijs in ons midden te zijn. Uit niets weet de Schepper iets nieuws te maken.

Deze speelse en creatieve wijsheid wens ik je van harte toe voor het nieuwe jaar.