Oordelen

Lucas van Leiden, het laatste oordeel, museum de Lakenhal

Twee mensen raken op een feestje met elkaar in gesprek : ‘Wat doe jij in het dagelijks leven?’ ‘Ik ben leraar’. ‘O, dat is meer een roeping dan een beroep.’ Er ontstaat een onuitgesproken spanning, want  de leraar hoort een oordeel in die laatste opmerking, dat het onderwijs niet echt een vak is en hij legt vervolgens uit wat er allemaal bij komt kijken om voor de klas te staan.

Vanuit mijn professie als predikant vat ik ‘roeping’ op als een positieve kwalificatie, het is het extra dat je naast alle beroepsmatige vaardigheden nodig hebt om dit werk te kunnen doen. Maar roeping kun je niet volhouden  als je geen erkenning krijgt voor wat je doet en daar was het deze leraar om te doen.

We zijn gevoelig  voor het oordeel van anderen en vaak veroordelender  dan we zelf door hebben. Daarom is het zo weldadig dat we bij Jezus een vrijheid van oordeel ontmoeten die voortkomt uit zijn verbondenheid met de Vader.  Jezus zegt  in het Johannesevangelie:

“Ik oordeel over niemand, jullie oordelen naar menselijke maatstaven. En wanneer ik toch een oordeel vel, is mijn oordeel betrouwbaar.” (Joh. 8:15)

Voor mij is dat een belangrijk vertrekpunt. Iets van die vrijheid van Christus hebben we nodig om met onze maatstaven tot een goed oordeel te komen. In je dagelijks werk (als je situaties en personen moet beoordelen) en ook in de kerk.  Die vrijheid werkt bijvoorbeeld zo: Wanneer Jezus voor mij de maatstaf is,  zijn houding van openheid en vergeving tot aan het kruis,  dan hoef ik me zelf niet aan anderen te meten.

Een van mijn leermeesters leerde mij  ‘dubbel denken’.  Dat is bereid zijn om op 2 niveaus over politieke en ethische vragen na te denken. Het betekent (1) vrij zijn om je eigen visie in te brengen, waarachtig zijn in je overtuiging, maar ook in je onzekerheid en (2) tegelijkertijd zoeken naar wat de gemeenschap dient, dus rekening houdend met het belang van anderen.

En het eindoordeel mag je gelukkig aan Jezus laten.

Meditatie kerkblad november 2021

Maria

Isenheimer Altaar te Colmar, Maria en Gabriël

‘De kapel is open’,  staat er op het bordje bij het kerkplein in Standdaarbuiten. Als ik er langs fiets valt mijn oog op het Mariabeeld. Zij is er nog! De kerkgebouwen in Standdaarbuiten zijn verkocht aan particulieren in de afgelopen jaren. Dat het nodig was valt  te begrijpen, maar toch doet het me pijn dat er geen kerkelijke vierplek meer is in dit dorp en dat geldt voor meer plaatsen in de omgeving.

Wel is er die Mariakapel, waar je als voorbijganger wordt verwelkomd om te bidden en daarbij een kaarsje aan te steken.  Als protestant denk je er echter niet snel aan om naar binnen te gaan.

Ik ging er met nieuwe ogen naar kijken nadat ik voor mijn verjaardag het boek ‘Maria, icoon van genade’ kreeg, geschreven door de christelijk-gereformeerde  hoogleraar Arnold Huijgen. Behalve boeiende theologiegeschiedenis is het een oproep aan protestanten om meer waardering voor Maria te koesteren. Luther en  Calvijn achtten haar hoog. Zij is immers de eerste die het evangelie van de komst van Christus met geloof begroet en zij staat aan de basis van de kerk. Een joods meisje is de moeder van alle gelovigen. Maria staat bij het kruis als haar Zoon sterft en na de opstanding verwacht zij met de apostelen de Heilige Geest. Het is volgens Huijgen niet de bedoeling haar te aanbidden, maar samen met haar aangesproken te worden en in te stemmen met haar lofzang: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God mijn Redder.’

Dat helpt mij om deze Mariakapel niet als een restant van bijna verdwenen volksgeloof te zien, maar als een uitnodiging om het vertrouwen van Maria voort te zetten. Wie het gevoel bekruipt de laatste te zijn die gelooft, kijkt naar de moeder van Jezus en beseft dat zijn de eerste was die het evangelie van harte beaamde. Een voorbeeld voor alle christenen en daarom is het een hoopvol teken als er plekken zijn waar zij in ere wordt gehouden. Iemand vertelt me dat hij de sleutelbeheerder is van de Mariakapel. Een mooie taak! Als er voor Maria een plek is, dan ook voor haar geloof dat God bij de mensen wil wonen.

meditatie kerkblad oktober 2021

Bij Daniël 2: Martin Buber en het bezoek van de dominee

Martin Buber, bron: historiek.net

Deze weken geeft het leesrooster van de kerken de mogelijkheid om uit het boek Daniël te lezen. Daniël wordt in de christelijke canon tot de profeten gerekend, maar in de Hebreeuwse Bijbel hoort hij bij de wijsheidsgeschriften. Zijn boek mondt uit in een grootse geschiedenisvisie en heeft veel voeding gegeven aan latere apocalyptische ideeën. Daniël beschrijft de opkomst en ondergang van wereldrijken en dat wekt de indruk dat de loop van de geschiedenis door God is vastgelegd. Dat lijkt op determinisme en fatalisme, maar dat is juist niet de bedoeling van dit boek. Dit geschrift getuigt er juist van dat God werkt via de gaven van kennis, wijsheid en inzicht die hij aan mensen geef en dat een groepje van joodse ballingen die volharden in geloof en gebed het messiaanse steentje aan het rollen brengt dat de wereld verandert.

Een verhaal van Martin Buber zette mij aan het denken, hij is een van de grondleggers van het dialogische denken. Ik kwam het tegen in ‘kwaliteit van leven’, geschreven door Theo Witvliet,  een  boeiende introductie op het werk en leven van Martin Buber.

Het  verhaal ik kwestie komt uit Bubers autobiografische schetsen, memoires die hij in 1960 publiceerde, maar het speelt 45 jaar eerder.  De jonge joodse,  humanistisch georiënteerde, filosoof woonde toen in Berlijn  en  kreeg bezoek van een dominee. Buber ontving de dominee beleefd, zoals je dat doet met een dominee, en die predikant vertelde dat hij op basis van de voorspellingen in het Bijbelboek Daniël had berekend dat er een wereldoorlog zou uitbreken. Buber vertelt dat hij dat woord toen voor het eerst hoorde: ‘wereldoorlog’ en dat er een schok door hem heen ging.

Na het gesprek begeleidt Buber de dominee naar het station, zoals je dat doet met een dominee, die bij het afscheid zijn hand op Bubers schouder legt  en zegt: “Beste vriend. We leven in een grote tijd, zegt u mij gelooft u in God?”

Het duurt even voordat Buber de vraag heeft verwerkt. Dan stelt hij de dominee zo goed mogelijk gerust, zoals je doet met een dominee. Maar op de terugweg van het station bekruipt hem de twijfel. Heeft hij de waarheid gesproken? Lange tijd blijft hij staan op de hoek, hij wil niet verder gaan voordat hij antwoord heeft gevonden. Plotseling komt er een antwoord in hem op: hij bedenkt:

“De God die Daniël een zodanige voorkennis zou geven dat hij de gang der tijden kan voorspellen en bepaalt dat er nu een wereldoorlog komt is niet mijn God en is niet God. Maar de God tot wie Daniël in zijn lijden bidt, is de God van mij en de God van ons allemaal.”

Dit is een verhaal dat mij aan het denken zet en helpt om het boek Daniël goed te lezen. Daniël is een ziener, zijn boek loopt uit in een visie op de wereldgeschiedenis, het gaat over oorlogen, wereldoorlogen, de opkomst en ondergang van wereldrijken. En daar zou je voorspellingen aan kunnen koppelen, zoals die dominee deed, en die dominee had het ook nog goed gezien, er  brak in 1914 een wereldoorlog uit, de eerste, hij had de krant goed gelezen en de voortekenen begrepen.  Maar toch had Martin Buber meer gelijk toen hem inviel dat zo’n voorspelling met de God van Daniël weinig te maken heeft. Want de God van Daniël is de God van het gebed. Die je vanuit je ellende aanroept. De God met wie je in gesprek bent. De God die zelf contact zoekt en die je aanspreekt om je tot een verantwoordelijk mens te maken. Zo wordt de messiaanse beweging in gang gezet.

Theo Witvliet, kwaliteit van leven, het humanisme van Martin Buber, 2017

Nabijheid

Vincent van Gogh- de Barmhartige Samaritaan

Toen sprak de Heer: ‘Er is een plaats op de rots waar je dichtbij mij kunt komen staan.’(Exodus 33:21)

Het mooiste wat je iemand kan toewensen is misschien wel de nabijheid van God. Iemand zou daarop de vraag kunnen stellen: ‘Wat bedoel je daar nu precies mee, ik voel het wel ongeveer aan, maar wat ervaar je dan?’ Daarover gaat het als Mozes de berg opgaat om de Heer te ontmoeten.

Als God in Exodus neerdaalt op de berg Sinaï, het Pinksterverhaal van het Oude Testament, dan gaat het eerst over afstand houden, het volk Israël moet eerbiedige afstand houden tot de berg, God sluit dan een verbond met zijn volk.

Daar kunnen we ons in deze tijd iets bij voorstellen, dat je ondanks dat je niet bij elkaar kunt komen toch verbonden bent. Zo ervaren we momenteel onze kerkdiensten, zo ervaar je het als je gebeld wordt, als je een lief berichtje krijgt.

Toch blijf je iets missen. Het echte contact, de spontane aanraking, de daadwerkelijke nabijheid van vrienden, even bij iemand langsgaan, het elkaar ontmoeten in de kerk. Daar kan geen videoverbinding tegen op. Denk aan de uitspraak van Jezus: Waar 2 of 3 in mijn naam verenigd zijn ben ik in hun midden.

Je mist het contact, met een mooi woord wordt dat wel ‘huidhonger’ genoemd of ‘aanrakingsverlangen’. Van Jezus wordt een aantal keren gezegd dat hij mensen aanraakte, juist degenen  waar iedereen met een boog van anderhalve meter of meer om heen ging, omdat ze melaats waren of ziek of onrein. En hij voelde het ook als hijzelf werd aangeraakt.

Ik  merk ook aan mezelf dat ik door gebrek aan persoonlijk contact uit mijn doen raak, eerst dacht ik dat ik daar wel tegen kon en wat extra ruimte voor mezelf  wel prettig vond, maar steeds sterker besef ik dat je de nabijheid van je naaste niet kunt missen. Niet dat ik iedereen een hug wil geven,  maar het raakt je als je nooit wordt aangeraakt.

God vraagt Mozes een aantal keer om de berg op te komen, ze zijn vertrouwelijk met elkaar in gesprek. Dan vraagt Mozes of hij de heerlijkheid van de Heer mag zien. Een gewaagd verzoek, maar  God gaat daarin mee. Hij zegt:  “Je kunt mijn gezicht niet zien, dat kan geen mens, maar je zult wel mijn nabijheid ervaren. Ik ga bij je langs en Ik bescherm je met de binnenkant van mijn hand.”

Kun jij dat nu ook ervaren, de nabijheid van God?  Niet iedereen heeft natuurlijk zo’n ervaring als Mozes. Maar je hebt ergens wel hetzelfde aanrakingsverlangen, dezelfde behoefte aan nabijheid.

 In de zegenbede van de kerk, vaak aan het einde van de dienst, zegent de predikant de gemeente met de gemeenschap van de Heilige Geest, dat is de nabijheid van God door zijn geest. Ik geloof dat die kracht van God dan met ons en in ons is, dichtbij aanwezig. Dat is Pinksteren.

ook verschenen als meditatie in Contactruimte, kerkblad van de Protestantse Gemeente Fijnaart, Heijningen en Standdaarbuiten

Wat is vrijheid?

Rembrandt, Mozes verbrijzelt de tafelen der wet, bron: statenvertaling.net

Het zal deze meimaand goed merkbaar zijn dat we 75 jaar bevrijding moeten vieren ten tijde van een lock down (een goede nederlandse term ben ik nog niet tegengekomen). Herdenkingen en festiviteiten kunnen niet doorgaan of alleen via tv en internet. Het is stil op straat, velen zitten min of meer gedwongen thuis.  Het lijkt wel oorlog was een gedachte die opkwam, maar dat gaat te ver, want toen werden Joden, onderduikers en verzetsstrijders met voorbedachte rade onderdrukt  en vermoord.

Toch, we voelen nu aan den lijve wat het is om min of meer opgesloten te zitten, we zijn minder vrij dan anders in onze bewegingsmogelijkheden, we ervaren onzekerheid die beklemmend is. Het virus benauwt ons. In de Bijbel, met name in de Psalmen is benauwdheid een term die vaak wordt gebruikt om angst en onzekerheid uit te drukken, lichamelijk en geestelijk word je in het nauw gedreven.

Dit jaar werd in de periode voor en na Pasen in veel kerken uit het Bijbelboek Exodus gelezen. Dat heeft een dubbele reden. Ten eerste omdat Pasen en Pinksteren hun oorsprong hebben in Exodus. Ten tweede omdat het thema van dit Bijbelboek bevrijding is. En die bevrijding heeft 2 kanten, ook nu. Het is enerzijds bevrijding uit de slavernij, uit de ellende en de benauwdhed van het angstland Egypte, dat gedenken we. En het is anderzijds bevrijd worden om op weg te gaan naar het beloofde land, om verantwoordelijkheid te dragen. Er is dus a:de bevrijding uit die wordt herinnerd en herdacht, en er is b: de  roeping en het perspectief van de bevrijding tot.. Vandaar de 10 geboden en andere leefregels die het volk via Mozes ontvangt. De Israëlieten worden verbondspartner van God en dankzij Jezus geldt dat ook voor ons christenen.

Veel inspiratie heb ik opgedaan in het boek van de Engelse rabbijn Jonathan Sacks: ‘Exodus, boek van de bevrijding’.  Hij laat zien dat in de weg van Mozes en het volk Israël steeds die beide kanten van bevrijding aanwezig zijn. God openbaart zich als ‘Ik Zal Er Zijn’, (andere vertalingen: de Ene, de Eeuwige)  en tegelijkertijd leert het volk wat hun eigen rol is in Gods bevrijdingswerk. Zo zijn er 2 beschrijvingen van veldslagen, de eerste keer, tegen de Farao, strijdt de Ene voor het volk, de tweede keer, tegen de Amalekieten, moeten ze, met Gods hulp, zelf vechten. En de eerste keer schrijft God de 10 geboden op de stenen tafelen, de tweede keer moet Mozes dat doen en is er dus menselijke inbreng.

Ook bij de bouw van de tabernakel, de draagbare tempel oftewel ontmoetingstent in de woestijn,  speelt iets dergelijks. Wie dat gedeelte leest vraagt zich vast af waarom dit zo uitgebreid en, eerlijk gezegd, langdradig wordt beschreven. En bovendien 2 keer. Eerst vertelt God hoe het moet gebeuren (hoofdstuk 25-30) en daarna hoe het volk het uitvoert (35-40).  Daartussen wordt de geschiedenis met het gouden kalf verteld.  De reden daarvoor is dat God, ook als wij onwillig zijn, er voor kiest  om met zijn volk mee te gaan en in ons midden te wonen.  En dat vervolgens aan ons gevraagd wordt om daar uitvoering en medewerking aan te geven.

De tabernakel staat daarbij model voor een vrije en open samenleving. In deze ‘coronatijd’ staan we opnieuw voor de uitdaging om die op te bouwen en in te richten. Een heel werk dat veel uithoudingsvermogen vraagt. Dat de Eeuwige daarin bij ons zal zijn en wij zijn bondgenoten.

(ook gepubliceerd in contactruimte, kerkblad van de Protestantse Gemeente Fijnaart, Heijningen en Standdaarbuiten)