op de dorsvloer

Rembrandt van Rijn- Boaz en Ruth (bron: statenvertaling.net)

Preek bij Ruth 3 19 juni Dorpskerk Barendrecht

Toen ik het beroep aannam naar Barendrecht was er nog geen pastorie beschikbaar, huiswerk voor de kerkrentmeesters en dat was best een hele opdracht, want de woningmarkt was krap en de familie de Ronde moest er ook nog inpassen, dus heel blij dat het gelukt is. Nu nog verhuizen.

‘Zal ik niet een thuis voor je zoeken?’, stelt Naomi aan Ruth voor. In het Hebreeuws staat er zoiets als rustoord, je huis is waar je tot rust komt en gerust wordt gesteld. Waar je geborgenheid vindt.

Naomi heeft geen rust voordat schoondochter Ruth onder de pannen is. En nu heeft ze haast, want het loopt tegen het einde van de gerste en de tarwe-oogst en dan is het werk gedaan, kan Ruth niet meer op het land van Boaz aren rapen en dan is de kans verkeken.

Dat de twee elkaar nog niet in de armen hebben gesloten komt omdat Ruth een Moabitische is, een vrouw uit het buurland Moab en in de Tora worden de Israelieten gewaarschuwd zich niet in te laten de dames uit Moab, die stonden slecht bekend.

Boaz is niet bevooroordeeld, hij wordt getekend als iemand die leeft volgens de geboden en de Tora geeft opdracht om de rechten van vreemdelingen te respecteren, juist voor hen de aren te laten liggen die op het land achterblijven. Boaz is overvloedig in zijn gerechtigheid, zorgt er voor dat Ruth met een volle zak met graan thuiskomt. Hij is onder de indruk van haar, vanwege de vriendschap die zij bewijst aan Naomi.

Maar met Ruth trouwen is nog iets anders en dat heeft met de reputatie van Moab te maken, tijdens de woestijnreis raakten de Israëlieten daar verdwaald en werden ze door de dochters van Moab verleid tot het bedrijven van afgodendienst. Vanwege die dwaling, die misstap werden de inwoners van Moab afgewezen als huwelijkspartners van de Israëlieten.

In de praktijd werd die regel waarschijnlijk niet al te streng toegepast, Machlon en Kiljon, de zonen van Naomi waren immers met Moabitische vrouwen getrouwd, maar laat Boaz nu net een zeer wetsgetrouw en zeer integer figuur zijn.

Wel heel erg integer vindt Naomi, dit is een match made in heaven en zij besluit het lot een handje te helpen, maar let op, ze neemt daarmee een groot risico, of beter gezegd, ze laat Ruth dat risico lopen.

Vanavond gaat Boaz op de dorsvloer gerst wannen.  Baad je, wrijf je in met olie, kleed je aan en ga naar de dorsvloer. Als hij na het wannen gegeten en gedronken heeft en is gaan slapen, moet je naar hem toegaan. Hij zal je dan vertellen wat je moet doen.

Ik heb me laten vertellen dat gerst een stekelige graansoort is die prikt, maar het verhaal wordt nu in meerdere opzichten prikkelend. Naomi brengt Ruth zo in een netelige situatie. Hij zal je vertellen wat je moet doen, levert Naomi Ruth nu niet uit aan de grillen van een man. Is baas Boaz nog steeds zo integer als er niemand kijkt?

Het is wat stagiaires en uitzendkrachten te vaak meemaken op de werkvloer, wantoestanden, collega’s die je vriendelijk op weg helpen en aardige berichtjes sturen, maar als ze de kans krijgen buiten ze de machtspositie uit.

Alles wijst er op dat Ruth Boaz moet gaan verleiden, heel stereotyp zoals de moabitische vrouwen te boek stonden. De setting van de dorsvloer, een beschutte plek buiten de stad, het tijdstip, de ondergeschikte positie van Ruth.

Is Ruth naief dat ze het spel meespeelt, heeft ze geen keus of zet ze het naar haar hand? Ze is een sterke, daadkrachtige vrouw. Naomi hoopt dat Boaz Ruth tot vrouw wil nemen, maar voor het zelfde geld zal Boaz Ruth behandelen als Moabitische, een verleidster  en daar heeft ze dan ook alle aanleiding toegegeven.

Er is trouwens een rabbijnse uitleg die ervanuit gaat dat Naomi Ruth geen risico laat lopen, omdat het van te voren zo met Boaz heeft bedisseld, hoe weet ze anders dat Boaz die avond naar de dorsvloer gaat.

Je zou ook kunnen denken dat Naomi door haar Godsvertrouwen gelooft in een goede afloop, maar haar geloof was juist verbitterd geraakt, het lijkt eerder een wanhoopspoging.

Ruth begeeft zich naar de dorsvloer, ze gaat bij Boaz liggen, zo doet ze wat Naomi haar heeft opgedragen, maar op het beslissende moment trekt ze het initiatief naar zich toe.

Het is wat Miskotte noemt hogere humor. In het holst van de nacht schrikt Boaz wakker na een onverhoedse beweging. Er ligt een vrouw. Wie ben je? Is zijn vraag.

Ik ben Ruth zegt ze klip en klaar en dan wacht ze niet af wat Boaz voorstelt, ze doet meteen een huwelijksaanzoek. Laat mij bij u schuilen, geborgenheid vinden, een thuis. Letterlijk staat er, spreid uw vleugel over mij uit, onomwonden: spreid uw vleugel over me uit en daarmee herinnert ze Boaz, heel slim, aan zijn eigen woorden bij hun eerste ontmoeting, toen hij zei: moge de Heer je rijkelijk belonen, onder wiens vleugels je bent komen schuilen.

Ruth zegt in feite: Boaz laat het niet bij vrome woorden blijven, nu moet jij 1 van die vleugels van de Allerhoogste zijn, want en nu komt het, je bent losser.

Een losser is in Israël iemand die een schuld overneemt. Het is in Leviticus 25 onderdeel van de wetgeving omtrent het jubeljaar. Als je in de penarie kwam, tot armoede verviel, je huis moest verkopen, je land kwijt raakte, slaaf dreigde te worden, dan was je familie moreel verplicht je uit de brand te helpen, die hadden dan het recht om het bezit terug te kopen zodat je weer grond onder de voeten kreeg.

Lossen = vrijkopen = uit de ellende halen = uit slavernij verlossen. In de geschiedenis van het volk Israël heeft God de naam van losser gekregen omdat hij zijn volk uit de ellende bevrijdt en de schuld overneemt.

Wie ben je? Dat is de ultieme levensvraag, en die vraag krijgt Ruth als ze in de meest netelige en vernederende situatie is beland. En ze antwoordt nu niet, de Moabitische, zoals ze eigenlijk steeds genoemd wordt en zoals ze nu ook verkleed is,  maar met haar eigen naam Ruth.

En die eigenwaarde en dat zelfrespect heeft ze omdat ze gelooft dat er een losser is. En tussen de regels van het verhaal lees je dat de God van Israël die losser is. Een Losser bent U, dat is een geloofsbelijdenis, in het antwoord van Ruth. (zoals Bach laat zingen: Gij hebt mij verlost, Heer, gij getrouwe God)

Het zit bijvoorbeeld in de 6 maten gerst die Ruth mee naar huis krijgt. 6, dat is de menselijke maat, de 7e die van de volheid, komt van God.

Boaz zegt: je hebt hiermee je eerdere weldaden nog overtroffen, door mij als losser aan te wijzen, dat maakt voor mij de weg vrij.

De vraag wie ben je? komt tenslotte nog een keer terug als Ruth bij Naomi thuis komt, dan vraagt ze heel typisch wie ben je? In de vertaling, hoe is het met je? Maar letterlijk: wie ben je? Wie ben je vannacht geworden? Een afgewezene of een verloofde, Naomi beseft dus wel degelijk dat ze Ruth in het hol van de leeuw had gestuurd.

Wie ben je? En dan vertelt Ruth wat Boaz gedaan heeft, 6 scheppen gerst heeft ze meegekregen want je moet niet leeg bij je schoonmoeder aankomen. Dat laatste had Boaz volgens de tekst niet gezegd, maar Ruth voegt dat om daarmee aan te geven dat er ook voor Naomi een losser is.

Niet met lege handen naar je schoonmoeder toegaan, dat is altijd een goed advies, maar hier heeft het extra betekenis, omdat toen Naomi met Ruth in Bethlehem terugkeerde ze verbitterd zei, leeg ben ik teruggekeerd. Dat moet Ruth op dat moment toch ook wel gestoken hebben.

Dat vind ik tenslotte zo mooi en wijs aan het verhaal dat die relatie tussen Naomi en Ruth die door wederzijdse afhankelijkheid en onuitgesproken verwachtingen belast dreigt te worden, wordt gelost, ze komen weer vrij tegenover elkaar te staan.

Een prachtige geloofsbelijdenis: een Losser bent U, God, wat zou ik zonder U geweest zijn, die de schuld wegneemt en uit de ellende bevrijdt. En wie ben jij? ‘Wees een vrij mens!’,  zegt Ruth, door voor elkaar een losser te zijn, door iemand uit een netelige positie los te maken, een weg vrij te maken, lege handen te vullen

Waar ben je thuis? Schuilen mag je onder Gods vleugels en voor een ander 1 van die vleugels zijn.

Amen

Aren lezen

Nicolas Poussin Boaz en Ruth op het veld (ca. 1660), bron statenvertaling.net

Intredepreek Dorpskerk Barendrecht Zondag Trinitatis

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Zondag Trinitatis vandaag, van de Drie-Eenheid, de zondag na Pinksteren viert de kerk dat God zich laat kennen als Vader, Zoon en Heilige Geest. Daar zit veel in, dat God zich op diverse manieren met mensen in contact treedt, dat geeft ook een bepaalde structuur aan, de Bijbelse drieslag van schepping, verlossing en voltooiing. En het probeert bovenal iets onder woorden te brengen van de grootheid van God, die je begrip te boven gaat.

Het is bij uitstek de zondag van de lofprijzing: God in de hoog alleen zij eer

Dietrich Bonhoeffer zegt: De leer van de Drie-Eenheid is ontstellend eenvoudig; ieder kind kan het begrijpen. Er is maar één God, maar deze God is de volmaakte liefde en als zodanig is Hij Jezus Christus en de Heilige Geest. De leer van de Drie-Eenheid is niets anders dan een zwakke menselijke lofprijzing op de onstuimigheid van de liefde waarmee God zichzelf verheerlijkt en de wereld omvat.

Herman Finkers vertelt in zijn show na de pauze hoe hij op de lagere school werd doodgegooid  met dogma’s, het dogma van 1+1=2 en het dogma van de reductie, het is allemaal niets ander dan, totdat de kapelaan in de klas kwam vertellen over God. Er is 1 God en die bestaat uit drie personen. Goddank dacht de jonge Herman, eindelijk iemand met wie ik kan praten.

De drie-enigheid van God vertelt dat de ene God relatie is in zichzelf, een en al liefde en leven. Van binnenuit.

Een Joodse leraar heeft gezegd dat de eigenschappen van de Eeuwige een opdracht zijn voor de mens. In het verbond staat het Hebreeuwse woord Chesed centraal, de vriendschap van God waarmee hij zich verbindt met zijn volk, trouw-liefde. Chesed.

 Het verhaal van Ruth vertelt prachtig hoe die vriendschap van de Ene in de praktijk wordt gebracht, gebeurt. Waar de een de ander die vriendschap betoont, door de arme te eten te geven, de werkzoekende zinvolle arbeid, door de vreemdeling gastvrijheid te bieden, de kwetsbare te beschermen, de eenzame aan te spreken, door de namen van de gestorvenen in ere te houden.

In het verbond tussen God en zijn volk is het daarom een gebod dat je bij de oogst niet inhalig bent (Leviticus 19). Bij het binnenhalen van het koren, moet je de randen van de akker niet geheel afmaaien , dat zou haast een ecologische natuurbeschermende richtlijn kunnen zijn.

En na het inzamelen moet je als eigenaar de akker niet nog een keer nalopen om de laatste korenaren op te rapen die zijn blijven liggen, want die zijn voor de arme en de vreemdeling, de gebukten, mensen in de marge voor wie dit de laatste strohalm is. Het is aan hen om die aren op te rapen, te lezen. Het nalezen van de oogst.

Zo krijgt de naaste in precaire omstandigheden recht van bestaan. Ik ben er van overtuigd dat het bovendien een wet is die alle werkers op het veld beschermt. Het voorkomt een afrekencultuur waarin je tot de rand gaat en nooit een steek of een korenaar mag laten vallen. Je bent gezegend als je werk mag doen waarbij er ook wel eens wat blijft liggen.

De Schriftlezing uit Ruth 2, zijn we begonnen in de lunchpauze. Vanaf de vroege morgen is Ruth aren aan het verzamelen achter degenen die de gerst maaien en de vrouwen die het koren in bundels bijeen brengen. Ze raapt de gemaaide aren op die blijven liggen.

En dan is het pauze, etenstijd. Niet voor iedereen per se het meest ontspannen moment van de werkdag. Als je pech hebt het moment dat er racistische of vrouwonvriendelijke grappen worden gemaakt, of dat je wordt buitengesloten of geconfronteerd met je eigen sociale ongemak, zeker als je die nieuweling bent, Ruth, de Moabitische.

De rapper Typhoon heeft deze week een nummer uitgebracht en dat heet: ‘alleen in de pauze’, het gevoel van eenzaamheid dat juist jonge mensen parten speelt en hoe lastig het is om dat te door breken. Ook als je omgeving van goede wil is, kun je zo opgesloten zitten in je zelf.

Dus als het etenstijd is wil Ruth het liefste gewoon doorwerken, ze is niet in een dienst bij Boaz, als zzp-er heeft ze geen recht op pauze, wordt ze niet doorbetaald, maar Boaz roep haar erbij in de geest van het gebod dat het werk kan wachten. Kom maar hier, neem een stuk brood en doop het in de wijn.

Ruth komt erbij zitten. Een sabbatsmoment, eucharistie, brood wordt gedeeld en er is genoeg, ze houdt over. Is dat niet een prachtig beeld van kerk zijn, je mag er bij komen zitten en mee-eten, en je kan er  weer tegen. Innerlijk gesterkt.

Op het schilderij de korenoogst van Pieter Bruegel zie je het goudgele graan in een golvend Brabants landschap, boeren die met een zeis aan het maaien zijn, mannen en vrouwen die onder een boom rusten, eten en drinken. En in de verte zie je de raapsters gebukt gaan in hun armoedige kleren. Op een afstand dus, dat zegt iets over de sociale verhoudingen.

Een van de mooie details in het verhaal van Ruth is daarom dat vanaf het moment dat Boaz Ruth aanspreekt, zij niet alleen meer achter de maaiers blijft, op afstand, maar dat ze aansluiting vindt, ze trekt op met de vrouwen die de gemaaide gerst bundelen. Er staat eigenlijk dat ze zich aan hen hecht, zoals ze zich aan Naomi hechtte  toen ze zei: uw volk is mijn volk en uw god is mijn god. Afstand wordt nabijheid.

Het verhaal benadrukt hoe belangrijk het is dat die aansluiting, die hechting veilig verloopt, Boaz is beschermend, misschien wel over beschermend, want Ruth zelf is assertief genoeg. Boaz wijst de mannen op hun verantwoordelijkheid, val haar niet lastig, kom haar niet te na. Dat hoort bij goed werkgeverschap, dat je anticipeert op pesterijen en intimidatie.

Er zit nog iets van humor in het verhaal. Als Ruth thuiskomt en schoonmoeder Naomi vraagt waar ze is geweest en hoe het gegaan is, dan zegt Ruth dat ze achter de maaiers, dus achter de jongens is aangegaan. Naomi corrigeert haar subtiel, ‘het is goed dat je je aansluit bij de vrouwen’. Naomi heeft al door dat Boaz voor Ruth en dat ze niet meer achter de jongens aanhoeft. Daar gaan we volgende week op door,

Vandaag zondag Trinitatis, God die relatie is in zichzelf, een en al eeuwige vriendschap. En daarom zijn er niet zomaar individuele gelovigen, maar is er een volk van God en een kerk, een gemeente van Christus, waar je aan verbonden wordt en aan gehecht raakt, waar brood en wijn worden gedeeld, sabbat gevierd en samengewerkt, om medearbeiders van Gods grote oogst te zijn.

De God van Israël,  die een Losser is, dat komt in het vervolg aan de orde, een Losser die nabij is en niet op afstand blijft.

Het begint er mee dat je wordt aangesproken, begroet van Godswege, zoals Boaz de maaiers begroet. De Ene zij met jullie, en dan het antwoord van de maaiers: De Ene zegene u. Een wisselwerking. Liturgie in optima forma.

Die aanspraak van God, die maakt dat je uit je eenzaamheid wordt gehaald, dat de sfeer niet klef wordt of de regels te star, maar dat er voor ieder een plek is om er bij te komen zitten.

God onder wiens vleugels je een schuilplaats vindt, zo zegt Boaz. God die in de woorden van Naomi zijn vriendschap, zijn Chesed, niet verlaat, trouw bewijst aan levenden en doden.

Ik heb me tenslotte afgevraagd of gemeentepredikant zijn zoiets is als aren lezen, achter de maaiers aan, je wordt in het veld gebracht, je begeeft je aan de rand, in de marge en tussen de schoven, je zoekt aansluiting bij de plaatselijke praktijk en raakt er aan gehecht.

Je pakt op wat blijft liggen en je verzamelt. Je ontvangt wat je krijgt aangereikt en daar deel je van uit. Dan is er genoeg en dan is er over. Overvloed.

Ere aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen

Pinksteren met Orpa en Ruth

Preek bij Ruth 1, Pinksteren 2022, afscheid als gemeentepredikant in Fijnaart

Pieter Bruegel-de Oogst, ca. 1565

Het Bijbelboek Ruth: in de synagoge wordt dat met Pinksteren gelezen, het is van oorsprong het feest van de eerstelingen van de oogst, en dat is in het verhaal van Ruth de achtergrond, de graanoogst, eerst gerst en dan tarwe. Het boek Ruth,  4 hoofdstukken, loopt uit op een oogstfeest, maar het begint met honger, gemis en leegte en dat in Bethlehem, de plaatsnaam die broodhuis betekent.

Geliefde gemeente,

De afgelopen tijd heb ik vaak het Orpa-gevoel gehad. Hoe zal ik dat omschrijven? Samen met u ben ik de afgelopen 8,5 jaar opgetrokken, hebben we lief en leed gedeeld, huwelijken en begrafenissen, rouw en trouw, en nu ga ik toch weer mijn eigen weg als predikant, en dat geeft emotie, er vloeien tranen, we kussen elkaar, als het ware, en ik besef dat ik heel wat achterlaaat, nu ik ‘samen met mijn gezin’ de keuze heb gemaakt om naar Barendrecht te gaan..

En dan is het fijn te merken dat u het jammer vindt en dat u het begrijpt en het zelfs nog verstandig vindt ook.  Meerdere keren werd er tegen me gezegd: ‘Je moet ook aan je toekomst denken’

Aan je toekomst denken, dat is eigenlijk precies wat schoonmoeder Naomi tegen haar beide schoondochters Orpa en Ruth zegt. Keer terug, ga naar huis, ik kan jullie geen toekomst geven in mijn land, jullie moeten nu voor je zelf gaan, voor je gezin.

Dat Naomi dat zo beslist zegt heeft te maken met het zogeheten zwagerhuwelijk dat in het Oude Israël was voorgeschreven. Als een man overleed, dan trouwde de weduwe met diens broer, zodat zij niet aan haar lot werd overgelaten en zodat de naam van de overleden broer voortleefde. Een sociale wet met een diepe geestelijke betekenis: dat je naam voortleeft!

Naomi zegt heel direct en realistisch, ik heb geen zonen meer, zelfs als ik nog kinderen kon krijgen, dan hadden jullie daar niets aan. Voor mij is er geen hoop, ik kan jullie geen toekomst bieden. Voor mij moeten jullie niet meegaan, julllie hebben al zoveel gedaan. Ga terug naar je volk en je god.

Het Orpagevoel… Daar staan ze dan op het kruispunt tussen de velden van Moab en Bethlehem in Juda, aan de oever van de Jordaan, zo zie ik het voor me. Ongeveer 10 jaar staat er, laten we zeggen ruim 8, zijn ze met elkaar verbonden geweest, ze denken aan hun doden, die worden steeds genoemd, de gestorven dierbaren die hun ontvallen zijn. En hier scheiden dan hun wegen.

De prachtige wens die Naomi haar schoondochters meegeeft is: Dat de Eeuwige jullie trouw zal bewijzen, trouw-liefde-vriendschap-zoals jullie dat hebben gedaan voor mij en voor de gestorvenen. Dat je die mag ervaren, die vriendschap, goedertierenheid van God.

Tot tweemaal toe barsten ze in tranen uit. Het afscheid gaat niet in een keer. Naomi kust haar schoondochter, Orpa kust haar schoonmoeder en keert om. Haar naam betekent ‘nek’. Dat klinkt negatief, iemand de nek toekeren, maar ze wordt gewaardeerd om wat ze gedaan heeft aan trouw/vriendschap en liefde.

Maar Ruth hecht zich aan haar schoonmoeder, ze houdt haar vast, kleeft aan haar staat er zelfs. Ze laat niet los.

Vandaag bevind ik me in de positie van Orpa, gemeente en predikant worden van elkaar losgemaakt, zo heet dat,  maar laten we Ruth niet vergeten, want het verhaal gaat verder, over toekomst gesproken.

Je moet aan je toekomst denken, dat is waar, maar natuurlijk denk ik ook aan de toekomst van de gemeente hier denken.

En dan ben ik ook wel zo dat er ik er eigenlijk nog graag over mee zou willen praten, meerjarenplannen, visies, een kerktuin, maar ja, ik ga. Wel zou ik willen zeggen, tel je zegeningen, idealiseer het verleden niet, wees dankbaar voor de mensen die er zijn, van alle generaties die meedoen of gewoon gemeentelid willen zijn, die heb je misschien nog wel het meeste nodig.

En in de Fijnaart lokaal zeg ik deze week dat niet al onze supporters wekelijks op de tribune zitten, maar ik ben toch wel heel dankbaar dat er vandaag zoveel mensen zijn.

Of… stap ik dan te gemakkelijk over zorgen heen en moet ik me met Naomi afvragen, is er wel hoop? dat zou toch eigenlijk een wonder zijn. Hoop voor de kerk, voor deze gewonde wereld… Is er niet veel meer reden tot bitterheid.

Het valt me op dat Naomi behoorlijk dubbel is. Ze is ondernemend. Wanneer haar in Moab ter ore komt dat God zijn volk weer brood geeft, dan staat ze op om na zoveel jaren weer naar Bethlehem te gaan. En ze gunt haar schoondochters oprecht het goede, dat God hen trouw zal bewijzen en dat ze een nieuw thuis vinden, waar ze rust vinden, geborgenheid.

Maar voor zichzelf ziet ze nauwelijks perspectief, mijn lot is bitter, de Heer heeft zich tegen mij gekeerd. En dat dubbele hoor je ook terug in hoe ze God noemt. Ze spreekt aan de ene kant over hem als de Aanwezige, de Naam die betekent, ik zal er zijn, maar daarnaast ook over God als de Ontzagwekkende, de grote onbekende. Dubbel, vandaar haar twee namen: Naomi, geliefde en Mara, bitter.

Laten we Ruth niet vergeten, want Ruth: dat ben jij, in je trouw als lid van de kerk, je gehechtheid aan de gemeente van de Heer, je betrokkenheid op welke manier dan ook.

Ruth die tegen Naomi zegt: uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Zij hecht zich aan de gemeenschap, wat ben ik in de afgelopen jaren blij geweest met de mensen die erbij kwamen, de herintreders en zij-instromers.

Die in de kerk iets ervaren van thuiskomen, zoals Ruth zelf zegt dat ze terugkeert, thuiskomt met Naomi, hoewel ze als Moabitische, als vreemdelinge binnenkomt.

Dat is de belijdenis van Ruth die samen met Naomi terugkeert: bij God en zijn volk kom je thuis.

En die vriendschap van God, waar Ruth nog niets van wist en waarvan Naomi dacht dat is niet meer aan mij besteed, die wordt realiteit, die gebeurt

Ruth en dat ben jij vertelt mij, dat dat toekomst heeft, dat is toekomst, waar mensen , waar de een de ander die trouw bewijst in de dubbelheid van het leven, die vriendschap door dik en dun, we hebben dat hier meegemaakt, meegekregen, we zijn er aan gehecht geraakt.Waar de vriendschap van de Eeuwige wordt geleefd en gedeeld is er hoop.

Naomi keert terug als ze hoort dat God zijn volk weer bezocht heeft door het brood te geven. Uit het vervolg van het verhaal zal blijken dat dat niet vanzelf gaat, het komt er op aan komt dat de mensen elkaar voeden,  de diakonale collecte vandaag heeft daar mee te maken, dat er voor ieder te eten is, voor vreemdelingen en volksgenoten. Dat is ook hard werken, noeste arbeid, Ruth draait daar haar hand niet voor om.

Zo keren Naomi en Ruth beiden terug in Bethlehem, dat zijn naam als broodhuis weer eer aan zal doen, aan het begin van de gersteoogst. Iemand vertelde me dat de graansoort gerst nogal stekelig is, het prikt, daar moet je dus ook tegen kunnen, heb ik hier ook geleerd. Maar je kunt er wel lekker bier van brouwen.

Uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God, zo  zijn we aan elkaar gehecht geraakt, dat de Heer uw trouw zal bewijzen. Zo raken we niet los van elkaar, dankzij de geest van Jezus Christus die aan ieder gegeven is ten bate van de gemeente.

Want het is dus Pinksteren vandaag, uitstorting van de Heilige Geest, het begin van de kerk op het feest der eerstelingen. Komt laat ons deze dag met heilig vuur bezingen!

Een stem in de woestijn

landschap met de barmhartige Samaritaan, Maarten van Heemskerck, Rijksmuseum

Ik ben de stem in de woestijn die zegt: “maak recht de weg van de Heer” (Johannes 1:23)

Ik zal het maar ronduit bekennen, ik behoor bij de  enkele gelukkigen die nog vlak voor de lockdown de nieuwe Spidermanfilm hebben gezien. Nu ja gelukkig…, die superheldenfilms zijn totaal niet aan mij besteed, maar mijn zoon wilde hem heel graag zien en dat maakte het voor mij ook weer leuk. En wat het voor mij ook tot een bijzondere ervaring maakte is dat ik merkte hoe emotioneel betrokken het bioscooppubliek was bij hun held, ik mag natuurlijk niks weggeven, maar bij een bepaalde verrassende onthulling in de film steeg er een gejuich op in de bioscoopzaal van Roosendaal. Er werd hartstochtelijk en enthousiast meegeleefd. De toeschouwers zaten er helemaal in. Met volle overgave.

Als een geheime identiteit bekend wordt gemaakt dan zit je op het puntje van je stoel, dan is je aandacht geboeid, denk aan ‘Wie is de mol?’ En daarom trekt Johannes de Doper de aandacht: Wie ben jij? dat is de vraag waarmee er priesters en levieten tot hem komen. Ze zijn oprecht nieuwgierig: ben je de messias, Elia of de profeet? Priesters en levieten komen uit Jeruzalem, dat doet me ergens aan denken, daar kom ik nog even op terug.

Johannes roept nieuwsgierigheid op, hij wekt verwachtingen, dit zou hem wel eens kunnen zijn, de persoon die de belofte van een nieuwe tijd inlost. Daar leeft een groot verlangen naar.

Dat merkte ik ook bij die Spidermanfilm, hoewel alle fans snappen dat het om een bedacht, gespeeld personage gaat, belichaamt deze superheld en gewone jongen ineen de behoefte naar een redder, iemand die het kwade bevecht en de wereld bevrijdt. Dat is ergens een christelijk thema. En dankzij Spiderman heb ik ontdekt dat dit een verhaal is waar velen voor openstaan, en emotioneel door geraakt en enthousiast van willen worden. Kijk, zo was het voor de dominee toch een interessante film.

Wie ben je, Johannes geeft er open en eerlijk antwoord op, ik ben de messias niet en ook niet Elia en ook niet de profeet. Drie keer nee en toch staat er dat hij niet ontkennend antwoord, hij zegt immers ook wie hij wel is en hij gaat positief in op hun verlangen naar de messias. Ze hoeven niet met lege handen terug naar hun opdrachtgevers. Hiermee kunnen ze tot het hart van Jeruzalem spreken.

Wie is hij dan wel?  ‘ik ben de stem in de woestijn waar Jesaja over spreekt’. Dat is nog eens een sterk en zelfbewust antwoord. Johannes zegt daarmee, ‘ik ben gewoon mezelf, ik ben geen superheld, ik ben de messias niet, maar ik vertolk de boodschap van Jesaja, daar geef ik stem aan.’

En die stem zegt volgens Jesaja: ‘effen de weg van de Heer, trek recht wat krom is.’

Ik ben het niet zegt Johannes, ik ben ook maar een mens, een stem in de woestijn, een tere bloem op het veld. Dat is het realisme van Johannes, nog net iets realistischer dan Spiderman, als je het mij vraagt.

Een open en eerlijk antwoord van Johannes ook op de vragen van onze dagen, we vragen ons immers steeds af wanneer het leven weer gewoon wordt en corona voorbij is, maar dan vergeten we dat het gewone leven ook kwetsbaar is en voorbij gaat en dat er altijd teleurstellingen en beperkingen zijn. Dat is leven en de kunst is dat je daarmee leert leven. Of zijn we te verwend geraakt…?

Johannes getuigt: Ik ben het niet, de messias of superheld, maar in uw midden is Hij. In dit aardse, soms moeizame leven stem klinkt dus een stem, een spreken. In dat Word is leven en licht voor de wereld. Johannes ziet gebeuren dat de Heilige Geest op Jezus neerdaalt, zo wordt ons broze bestaan bezield, een zondige wereld omgedoopt tot nieuwe schepping.

Ik zou nog terugkomen op die priesters en levieten die uit Jeruzalem richting de Jordaan komen, waar deed me dat aan denken? Aan een verhaal dat Lucas vertelt, dat van de barmhartige Samaritaan. Dan zijn er een priester en een leviet die dezelfde beweging maken van Jeruzalem naar Jericho dat in het Jordaandal ligt.

Misschien wilt u mij tenslotte deze vrije uitleg gunnen. Stel je voor dat de evangelist Johannes die gelijkenis van Lucas kende, de barmhartige Samaritaan en dat hij die priesters en levieten laat afdalen vanaf Jeruzalem om ze als het ware een herkansing te geven.  De vraag bij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan is ‘wie is mijn naaste’ en zo komen de priesters en levieten hier langs dezelfde weg met de vraag tot Johannes ‘wie ben je?’.

In de gelijkenis maken de priester en de leviet de weg krom door de vraag naar de naaste in nood, die eenzaam dood ligt te gaan, te ontwijken, ze gaan er met een boog omheen. Hier krijgen ze opnieuw de stem van Jesaja te horen: “Maak recht de weg van de Heer.”

Zoals Jesaja dat brengt, heb je misschien het idee dat je een superheld moet zijn, bergen verzetten, valleien ophogen,  een snelle uitweg uit de crisis, als dat zou kunnen, bovennatuurlijke krachten, maar ik denk dat de priesters en levieten het wel begrepen hebben dat het bij het bereiden van een weg voor de Heer erom gaat of jij een naaste wil zijn.

Ze krijgen de vraag die ze zelf stellen aan Johannes als een echo teruggekaatst. Wie ben je? Ben jij een naaste en wil je geloven dat de Heer zelf je naaste geworden is?

preek 9 januari

In den beginne -Nieuwjaarspreek

Johannes de Doper door Mattias Grünewald-Isenheimer Altar, bron: Statenvertaling.net

Het bekendste kerstevangelie, van Lucas, begint met: het geschiedde, het gebeurde, dat is in de Bijbel de manier om een verhaal te beginnen. Het geschiedde in die dagen. En dan zie je Jozef en Maria op bevel van keizer Augustus naar Bethlehem reizen, waar het kind wordt geboren en in een kribbe gelegd, want plaats is er niet in de herberg.

In het vierde evangelie, dat van Johannes, geen Jozef en Maria, geen reis naar Bethlehem, dat vertelt Johannes niet, dat laat hij aan Lucas over. Maar wel lees ik daar diezelfde woorden. Het geschiedde, het gebeurde. Wat gebeurt er dan? Er gebeurt een mens. Dat staat er. In het Nederlands kun je dat zo niet zeggen en daarom staat er in onze vertaling: Er kwam iemand. En dat moet je dus zo opvatten. Er gaat iets gebeuren. Let op. Er kwam een mens die door God werd gezonden en zijn naam: Johannes.

Nu verwachtte je daar misschien de naam Jezus, het evangelie wil toch over Jezus vertellen. De Zoon van God. Ja, maar de eerste naam die hier wordt genoemd is Johannes. Bedoeld wordt Johannes de Doper, zo kennen wij hem.

Johannes wordt hier alleen niet de Doper genoemd, maar de Getuige. Want zo gaat het verhaal verder. Hij heette Johannes en hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen, opdat allen door hem zullen geloven.

Wat weten we van Johannes. Een eigenaardig figuur, hij leefde als een outsider, zag eruit als een zwerver, met zijn mantel van kamelenhaar, mooie kerstoutfit, hij at sprinkhanen en honing die hij in de woestijn vond. En hij was een profeet, hij had kritiek op iedereen of moet je zeggen: hij geloofde er in dat iedereen tot inkeer zou komen. Hij bracht heel het volk er toe om te verlangen naar de vergeving van zonden. Een nieuw begin.

Een stem in woestijn, die de weg van de Heer aanlegt, zo wordt hij in de Bijbel getypeerd. En hier komt  hij het verhaal binnenlopen als getuige, om van het licht te getuigen, opdat allen zullen geloven.

Het licht, daar moet iemand, een mens je op wijzen. Je opmerkzaam op maken. Wat voor een licht is dat dan, als iemand een licht aan doet, dan zie je dat toch zelf wel, heb je daar een getuige voor nodig?

Johannes 1 spreekt over het licht van den beginne.  Van de eerste dag, van Genesis 1. Het licht dat ontstaat, dat gebeurt,  door het Woord, als God gaat spreken. ‘In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God’. Prachtige openingszin. Pure poëzie.

Deze proloog sluit aan bij Genesis 1. Het begin van de Hebreeuwse Bijbel. De schepping. Als God in den beginne de hemel en de aarde schept door te spreken, door zijn woord. En om te beginnen het licht. God sprak, laat er licht zijn en er was licht.

Dat is dus het licht van de eerste dag en wat dat licht bijzonder maakt is dat het er is, voordat de zon en de maan en de sterren geschapen worden. Het is dus een oorspronkelijke lichtbron, die zich onderscheidt van de duisternis en niet afkomstig is hemellichamen en lampen en kerstverlichting, het is het licht van God zelf.

Van dit licht getuigen, dat is wat Johannes doet, hij is zelf het licht niet, maar getuigt van Gods verborgen aanwezigheid in deze wereld, het licht dat schijnt in de duisternis.

Hoe getuigt hij daarvan? In de eerste plaats door mens te zijn, want zo wordt hij geïntroduceerd. Er geschiedde een mens en hij droeg een naam Johannes, een naam hebben wil zeggen dat je aanspreekbaar bent. Als je een naam hebt, dan heb je ook een roeping.

Als je aanspreekbaar bent op je mens zijn, dan gebeurt het, dan geschiedt het ook in jouw leven.

Dat is waar de openingszin van dit evangelie op duidt. In den beginne was het woord, vanaf het begin is er het spreken. God begint ermee, schept het licht en hemel en aarde en tenslotte de mens die tot antwoorden in staat is, die geroepen wordt om zodoende van het licht te getuigen.

Wat voor een getuige was Johannes? Hij kwam om te getuigen, opdat iedereen door hem ging geloven.

Kan een medemens je geloof geven? De geseculariseerde wereld zegt ‘nee dat kan niet, dat is ieders persoonlijke keuze, de gelovige zegt misschien ook wel ‘nee, dat is het werk van de Heilige Geest’, de dominee denkt, ik probeer het, maar het lukt me niet of nauwelijks’, maar deze tekst heeft er alle vertrouwen in. Opdat allen zullen geloven, door die mens. Vertrouwen krijgen.

Ik zou haast zeggen, laat het maar gebeuren in jouw levensverhaal, wees mens, wees aanspreekbaar voor het spreken van God, voor zijn Geest die je geloof nieuw leven inblaast, dan gebeurt het dat je een getuige bent. Geloofwaardig en vertrouwenwekkend.

Als ik dit Woord van den beginne tot me door laat dringen, dan krijg ik er inderdaad weer vertrouwen in, dat het gebeurt, dat mensen geloof krijgen in dit verborgen licht van God dat schijnt in de duisternis.

Kerst 2021-Nieuwjaar 2022

Troost, troost mijn volk

De profeet Jesaja-Jan Mostaert (ca.1520) Museum Boymans van Beuningen

De Canadese filosoof Michael Ignatieff schreef een boek over troost. Toen hij daar een paar jaar geleden aan begon, vroegen mensen uit zijn omgeving of het wel goed met hem ging. Waarom een boek over troost? Welk verdriet had hij niet kunnen verwerken?

Het ging goed met hem, maar hij was op het spoor van de troost gezet toen hij bij een muziekfestival een kooruitvoering van de psalmen meemaakte. De muziek en de teksten brachten bij hem als (naar eigen zeggen) niet religieus persoon een diepe emotie te weeg die hij als troost beleefde. En daar wilde hij zich  in verdiepen, want hij had niet verwacht dat het zoveel met hem deed, dat die troost  zo relevant voor hem was

Nu een paar jaar en een paar coronagolven later wordt hem niet meer gevraagd waarom hij zich met het onderwerp troost bezig houdt. Het blijkt dat heel veel mensen snakken naar troost. Waarom? Omdat het leven moeilijker, zwaarder, onzekerder is dan voorheen. En omdat veel dingen die voor afleiding zorgen wegvielen in de lockdowns?

Troost, troost mijn volk, zo begint Jesaja 40, zo begint een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van Israël, want de eerste 39 hoofdstukken van Jesaja spelen vroeger in de geschiedenis, voor de ballingschap, maar hoofdstuk 40 kondigt het einde van 50 jaar ballingschap aan, hier spreekt Deuterojesaja, oftewel een tweede Jesaja. In de geest van de eerste.

Dat zit misschien dicht tegen elkaar aan, de vraag is of het volk zich wil laten troosten of gaat deze Jesaja te snel voor ze. Is de ellende dan zomaar voorbij?

Deze tweede Jesaja en daarmee volgt hij de eerste Jesaja,  geeft aan de ellende, het ver van huis zijn, een bepaalde duiding. Hij beweert namelijk dat die ellende te maken heeft met schuld, een straf is, een taakstraf kun je het noemen, een slavendienst. Het volk heeft schuld op zich geladen en daardoor de vrijheid verspeeld.

In de trant van: ‘Jullie hebben je niet aan de adviezen en de basisregels gehouden en dan is dit het gevolg.’

Maar wat me dan opvalt is dat Jesaja wel wat van die logica afwijkt door het volk toe te spreken dat ze uit de hand van de Heer dubbel  voor haar zonden hadden ontvangen.

Jullie zijn zwaarder gestraft dan je had verdiend, dubbel hebben jullie geboet. Ik weet niet precies hoe Jesaja dat bedoelt.

In ieder geval hoor ik er iets van protest in van de kant van Jesaja,  heeft Israël niet te veel te verdragen gekregen? Heeft God zijn volk niet te hardhandig aangepakt?

Juist in die formulering dat het volk dubbel heeft ontvangen, zit een element van vertroosting. Ja, dat ze in deze situatie zitten is door hun eigen toedoen, het gevolg van hun slordige omgang met God en de naaste, maar het is meer dan dat, meer dan ze hadden kunnen voorzien, ze zijn hier niet alleen verantwoordelijk voor.

Troost, troost mijn volk, dat doe je niet door alle schuld bij een ander te leggen of door alle schuld bij jezelf te leggen . Het lijkt wel alsof God zegt, jullie mijn volk,en ik jullie God, hebben hier allebei ons aandeel in.

Machtig mooi vind ik het dat God Israël hier aanspreekt als ‘mijn volk’ en dat God zich aan hen voorstelt: ‘jullie God’.  Dat deze tweede Jesaja zo begint.

‘Dubbele straf’ zegt de NBV-vertaling, maar ‘straf’ staat er niet. Alleen dubbel ontvangen en dat zet mij aan het denken. 

Nu ga ik Jesaja niet liever maken dan hij is, hij duidt de ballingschap als een straf uit Gods hand, maar ‘dubbel ontvangen’, dat duidt volgens mij op een ander extra. Dat ze naast de straf, ook vrijspraak krijgen, het grote geschenk van de gratie.

Want welk woord staat er nu eigenlijk dubbel? Troost, twee keer, dat is het, dat bedoelt Jesaja met dubbel ontvangen.: Troost, troost, mijn volk.

Oordelen

Lucas van Leiden, het laatste oordeel, museum de Lakenhal

Twee mensen raken op een feestje met elkaar in gesprek : ‘Wat doe jij in het dagelijks leven?’ ‘Ik ben leraar’. ‘O, dat is meer een roeping dan een beroep.’ Er ontstaat een onuitgesproken spanning, want  de leraar hoort een oordeel in die laatste opmerking, dat het onderwijs niet echt een vak is en hij legt vervolgens uit wat er allemaal bij komt kijken om voor de klas te staan.

Vanuit mijn professie als predikant vat ik ‘roeping’ op als een positieve kwalificatie, het is het extra dat je naast alle beroepsmatige vaardigheden nodig hebt om dit werk te kunnen doen. Maar roeping kun je niet volhouden  als je geen erkenning krijgt voor wat je doet en daar was het deze leraar om te doen.

We zijn gevoelig  voor het oordeel van anderen en vaak veroordelender  dan we zelf door hebben. Daarom is het zo weldadig dat we bij Jezus een vrijheid van oordeel ontmoeten die voortkomt uit zijn verbondenheid met de Vader.  Jezus zegt  in het Johannesevangelie:

“Ik oordeel over niemand, jullie oordelen naar menselijke maatstaven. En wanneer ik toch een oordeel vel, is mijn oordeel betrouwbaar.” (Joh. 8:15)

Voor mij is dat een belangrijk vertrekpunt. Iets van die vrijheid van Christus hebben we nodig om met onze maatstaven tot een goed oordeel te komen. In je dagelijks werk (als je situaties en personen moet beoordelen) en ook in de kerk.  Die vrijheid werkt bijvoorbeeld zo: Wanneer Jezus voor mij de maatstaf is,  zijn houding van openheid en vergeving tot aan het kruis,  dan hoef ik me zelf niet aan anderen te meten.

Een van mijn leermeesters leerde mij  ‘dubbel denken’.  Dat is bereid zijn om op 2 niveaus over politieke en ethische vragen na te denken. Het betekent (1) vrij zijn om je eigen visie in te brengen, waarachtig zijn in je overtuiging, maar ook in je onzekerheid en (2) tegelijkertijd zoeken naar wat de gemeenschap dient, dus rekening houdend met het belang van anderen.

En het eindoordeel mag je gelukkig aan Jezus laten.

Meditatie kerkblad november 2021

Maria

Isenheimer Altaar te Colmar, Maria en Gabriël

‘De kapel is open’,  staat er op het bordje bij het kerkplein in Standdaarbuiten. Als ik er langs fiets valt mijn oog op het Mariabeeld. Zij is er nog! De kerkgebouwen in Standdaarbuiten zijn verkocht aan particulieren in de afgelopen jaren. Dat het nodig was valt  te begrijpen, maar toch doet het me pijn dat er geen kerkelijke vierplek meer is in dit dorp en dat geldt voor meer plaatsen in de omgeving.

Wel is er die Mariakapel, waar je als voorbijganger wordt verwelkomd om te bidden en daarbij een kaarsje aan te steken.  Als protestant denk je er echter niet snel aan om naar binnen te gaan.

Ik ging er met nieuwe ogen naar kijken nadat ik voor mijn verjaardag het boek ‘Maria, icoon van genade’ kreeg, geschreven door de christelijk-gereformeerde  hoogleraar Arnold Huijgen. Behalve boeiende theologiegeschiedenis is het een oproep aan protestanten om meer waardering voor Maria te koesteren. Luther en  Calvijn achtten haar hoog. Zij is immers de eerste die het evangelie van de komst van Christus met geloof begroet en zij staat aan de basis van de kerk. Een joods meisje is de moeder van alle gelovigen. Maria staat bij het kruis als haar Zoon sterft en na de opstanding verwacht zij met de apostelen de Heilige Geest. Het is volgens Huijgen niet de bedoeling haar te aanbidden, maar samen met haar aangesproken te worden en in te stemmen met haar lofzang: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God mijn Redder.’

Dat helpt mij om deze Mariakapel niet als een restant van bijna verdwenen volksgeloof te zien, maar als een uitnodiging om het vertrouwen van Maria voort te zetten. Wie het gevoel bekruipt de laatste te zijn die gelooft, kijkt naar de moeder van Jezus en beseft dat zijn de eerste was die het evangelie van harte beaamde. Een voorbeeld voor alle christenen en daarom is het een hoopvol teken als er plekken zijn waar zij in ere wordt gehouden. Iemand vertelt me dat hij de sleutelbeheerder is van de Mariakapel. Een mooie taak! Als er voor Maria een plek is, dan ook voor haar geloof dat God bij de mensen wil wonen.

meditatie kerkblad oktober 2021

Open je ogen

Rembrandt, de doop van de kamerling, Catharijneconvent Utrecht, bron: Statenvertaling.net

‘Verstaat gij wat gij leest?’, vraagt Filippus aan de Ethiopische diplomaat die in zijn reiswagen de profeet Jesaja aan het lezen is. (Handelingen 8).

Dit voorjaar werd er in Nederland bijna huis aan huis een brochure verspreid met de titel ‘eye-opener’, een eenmansactie van een evangelist die er van overtuigd is dat de Bijbelse profetieën in onze tijd uitkomen. Toevallig was er op ons adres niet een bezorgd, maar een gemeentelid was zo vriendelijk haar exemplaar aan mij te geven.

Waarom denk ik dat zo’n brochure deels de plank misslaat? Dat heeft volgens mij met het onderscheid te maken tussen uitleg en toepassing. Dit is een principe dat in de christelijke traditie en zeker in de protestantse kerken altijd is gevolgd.

Als je de profetieën in de Bijbel leest, zowel Oude als Nieuwe Testament, dan merk je dat de profeten en apostelen geïnspireerd waren om voor hun eigen tijd geloofsgetuigen te zijn. Zij verkondigen wat zij van Godswege hebben meegekregen en wat de Geest hen ingeeft. Daarom is het Gods woord en tegelijkertijd zijn het menselijke verwoordingen van dienaren die beperkt zijn door de omstandigheden waar ze zelf in leefden. Ze konden niet over hun eigen horizon heenkijken.

Als ik wil verstaan wat ik lees, dan moet ik begrijpen dat iemand als Jesaja profeteert over de situatie waarin hijzelf verkeerde. Maar dat is gelukkig niet het enige. We mogen deze getuigenissen vervolgens ook toepassen op onze eigen situatie. Je maakt een vertaalslag. Daar heb je verbeeldingskracht en luistervaardigheid voor nodig, gebed en geloof. En wat daarbij helpt is een preek die de tekst uitlegt én actueel maakt, een Bijbelkring of een cursus theologische vorming voor geïnteresseerden. En met het bewustzijn van Black Lives Matter lezen we het schilderij van Rembrandt met nieuwe ogen.

Dus als iemand zegt dat we in 2021 in een bevoorrechte situatie verkeren omdat de Bijbelse profetieën precies in onze generatie bezig zijn uit te komen, dan denk ik persoonlijk dat je deze teksten verkeerd uitlegt. Als iemand echter  laat zien dat Gods woord van ons vraagt om het op onze tijd toe te passen, omdat God ook nu werkt en ons meeneemt door zijn Geest, dan worden je ogen geopend.

meditatie kerkblad juni 2021

Pinksteren en de laatste dagen

Giotto, de uitstorting van de Heilige Geest, Arenakapel, Padua (bron afbeelding statenvertaling.net)

Pinksterpreek bij Handelingen 2:14-24

7 weken na Pasen, op de 50e dag vanaf het Joodse Pesachfeest geteld, wordt Pinksteren gevierd.  Pinksteren betekent 50, vandaar. Het heet in het Jodendom het wekenfeest, vanwege die 7 weken, het is  het feest  der eerstelingen, In Israël het begin van de tarwe-oogst. En terwijl Pesach het feest van de uittocht is uit Egypte, viert Pinksteren de gave van de wet. Dat het volk in de woestijn bij de berg Sinaï van God de geboden had ontvangen en beloofde zich daar aan te houden. Het feest  van het verbond, God verbindt zich met zijn volk.

Het Bijbelboek Handelingen vertelt hoe het aan het begin van onze jaartelling in Jeruzalem een multicultureel feest is rondom de tempel. Joden uit alle windstreken zijn er  samen gekomen om dit gedenken, het is een evenement met een sterk idee, een ideaal van verbroedering en verbondenheid. Vergelijk  het met  euro-songfestival in Ahoy.

En daar op straat in Jeruzalem horen al die gasten iets waar ze van opkijken, iets aparts en toch vertrouwd, want ze horen hun eigen taal. Als je in het buitenland bent en je hoort op het terrasje naast je mensen in het Nederlands praten, dan spits je je oren, je vangt iets op wat je thuis kunt brengen en je luistert mee.

En wat horen ze in hun eigen taal en tongval? Het zijn vreemd genoeg geen landgenoten, maar Galileërs die zich laten horen. Apostelen, volgelingen van Jezus, die ze de Christus, messias noemen. En een van die mannen stapt naar voren, als woordvoerder, het is Petrus, hij houdt een toespraak, geïnspireerd, emotioneel en indrukwekkend.  Een preek over de profeet Joël.

Is het een donderpreek? Het is een stormachtig betoog met dreiging van donkere wolken, ja het dondert, het bliksemt en het stormt  en toch of eigenlijk daardoor wordt de lucht geklaard.

Je  merkt dat het voor Petrus een moment van ontlading is, eindelijk kan hij zich uiten en een deel van het publiek wordt er door gegrepen, geraakt, ze  nemen het ter harte. Hij spreekt hun taal.

Het opmerkelijke is echter dat de tijdsaanduiding ‘in het laatste der dagen’/ ‘aan het einde der tijden (Nieuwe Bijbelvertaling)  waarmee de profetie wordt ingeleid niet van Joël is. Die komt uit het beroemde vredesvisioen van Jesaja en Micha over zwaarden die omgesmeed worden tot ploegen en speren tot snoeimessen.

Petrus verbindt dus volgens een beproefde rabbijnse uitlegmethode de revolutionaire tekst van Joël die deels een dreigend karakter heeft met de belofte van niets minder dan wereldvrede die Jesaja voor zich ziet: de volken zullen niet  langer leren wat oorlog is.

Het laatste der dagen,  het einde der tijden, dat is in de Bijbel geen aanduiding voor het einde van de wereld, maar de belofte van een nieuwe begin, een nieuw verbond. Een visioen van vrede en gerechtigheid landt in de realiteit.  Het zal zijn in het laatste der dagen

Petrus ziet dat tijdens het Pinksterfeest gebeuren, dat de profetie van Joël in vervulling komt:  het is nu gaande. Opvallend dat deze oude tekst zo inclusief is. Zonen en dochters worden genoemd,  jongeren en ouderen, dienaren en dienaressen. Allemaal, vrouwen en mannen, jong en oud, worden ze geraakt door het verhaal van Jezus. Het gaat nu in hen leven.

God stort zijn hart uit, zodoende komt de missie van de God van Israël op gang. Naar alle richtingen. Zie ik zal mijn geest uitstorten op al wat leeft.

‘Op alle vlees’ staat er in de oude vertaling, dat wordt in het Nieuwe Testament ook ove Jezus gezegd, dat hij ‘in het vlees’ gekomen is. Dat hij dit aardse bestaan, dit leven met zijn ups en down, lusten en lasten aanvaard heeft en gedragen heeft.

Afgedaald is in onze realiteit, in je strijd met een depressie of verslaving. In de stille armoede en de schuldsanering. Ook in het slepende conflict tussen Israël en de Palestijnen en alle andere burenruzies.

Zijn geest wordt nu uitgestort op alle vlees, op als wat leeft, op het aardse. Dus die Geest van Jezus zoekt de lijdende schepping op, zucht mee in de ziekenhuizen, gaat wonen in de probleemwijken en vluchtelingenkampen. Land waar de aarde woest en ledig is.

Maar eerst dus in Jeruzalem en er zit in dat uitgieten van Gods Geest dus iets van spanning. Het is geen fluwelen revolutie, maar een spannend gebeuren, er was onrust, net als deze Pinksterdagen trouwens, veel volk op de been. De komst van de Geest ging met een harde stormwind en een donderend geraas gepaard. Je wordt wel even weggeblazen, het brengt je van je stuk. Toen ik eerder dit weekend een rondje ging fietsen door de polder, waaide ik bijna van de dijk. Dat gevoel.

En dan nog die donderpreek van Petrus, er staat dat de mensen er kapot van waren. Hij stapt naar voren en zegt (inclusief) tot allen: “jullie hebben toch gehoord van Jezus van Nazareth, die door de Romeinen gekruisigd is, jullie hebben dat  laten gebeuren, en jullie dachten misschien, ‘ja zo gaat dat nu eenmaal’, maar God heeft het er niet bij laten zitten, hij heeft hem opgewekt.”

Dat komt aan. Je dacht naar eer en geweten gehandeld te hebben en nu word je toch verantwoordelijk gehouden, je dacht het intern te hebben te hebben opgelost en nu ligt het toch op straat.

Dat is wat de Heilige Geest doet, een rechtvaardig oordeel vellen, de waarheid boven tafel krijgen, de slachtoffers van de geschiedenis een stem geven. Daarom gaat het er stormachtig aan toe.

En vandaar een donderpreek, maar het is geen bangmakerij. De Johannesbrief zegt: ‘daarom kunnen we op de dag van het oordeel vol vertrouwen zijn’. Je mag vrijmoedigheid hebben, dat woord gebruikt Petrus hier. Juist in het oordeel, omdat het Jezus het oordeel heeft gedragen. Juist als het spannend wordt, als die beelden van de profeet Joël van bloed en vuur en rook zich aan je opdringen, dan is er de belofte van dat nieuwe verbond, dat God zijn vredesproces niet opgeeft.

Na het nieuws van de laatste dagen is het mijn gebed dat het ook nu weer Pinksteren mag worden in Jeruzalem en omstreken.