
Goede Vrijdag
Vondel publiceerde in 1660 een tweeluik over het bijbelse koningsdrama van David en diens opstandige zoon Absalom. ‘David in Ballingschap’ en ‘Koning David hersteld’. In zijn biografie stelt Piet Calis dat Vondel hier het tragische conflict met zijn weerspannige zoon Joost jr. verwerkte, die vanwege hoge schulden naar Indië afreisde en tijdens de scheepsreis stierf. Hij zal zich hebben kunnen inleven in het verdriet van David die weende toen hij het bericht van Absaloms dood vernam: “Mijn zoon Absalom, Absalom, mijn zoon, mijn zoon.”
In het toneelstuk brengt Joab de tijding aan David dat hij Absalom gedood heeft toen die op de vlucht met zijn haren aan een boom bleef hangen en Joab rechtvaardigt zijn daad dan alsvolgt:
De wet vervloeckt ze, die aen ’t hout ter straffe hangen:
Zo most hy aen een’ boom verdiende straf ontfangen,
Vondel maakt hier een toespeling op de dood van Gods Zoon op Goede Vrijdag en dan met name de betekenis die de apostel Paulus er aan geeft in zijn brief aan de Galaten:
“Christus heeft ons vrijgekocht uit de vloek der wet door voor ons een vloek te worden omdat geschreven staat: vervloekt is al wie hangt aan een stuk hout.” (Galaten 3:13)
Paulus op zijn beurt citeert hier de Tora, namelijk Deuteronomium 21:23
Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat en hij wordt ter dood gebracht en gij hangt hem aan een paal (het hout), dan zal zijn lijk niet gedurende de nacht niet aan de paal (het hout) bljven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehange is een vloek van God.
In het pas verschenen boek ‘Parabels’ kom ik een rabbijnse midrash tegen bij deze tekst: Rabbi Meïr zei: wat bedoelt de Schrift met ‘een gehangene is door God vervloekt?’ Het lijkt op 2 tweelingbroers die erg op elkaar leken. Eén werd koning van de hele wereld en de ander wendde zich tot roverij. Na een tijdje werd degene die rover was geworden gevangengenomen en men kruisigde hem aan een paal. En ieder die voorbij kwam en even ging zitten zei: Het lijkt er wel op dat de koning is gekruisigd! Zo ook is gezegd: ‘Want een gehangene is door God vervloekt.’ (Tosefta Sanhedrin 9:7, vertaling Eric Ottenheijm) [1]
De tekst in de Tora stelt dat een ter dood veroordeelde voor zonsondergang begraven moet worden. Hij krijgt ondanks het misdrijf waarvoor hij is gestraft een behoorlijke begrafenis. Wat niet vanzelf sprak. In de tijd van Vondel moesten de familieleden van de Johan en Cornelis de Witt de twee gelynchte broers ’s nachts van het hout halen om ze te kunnen begraven.
Volgens de Tora maak het laten hangen van een misdadiger het land onrein, want een gehangene is een vloek van God. Paulus past deze tekst op Christus toe, nogal gewaagd. Door aan het kruishout te sterven heeft Jezus onze vloek op zich genomen.
De midrash van rabbi Meïr opent nog een mogelijkheid, de rabbijnen probeerden in hun teksten de doodstraf te vermijden en het Romeinse gebruik om opstandelingen en weggelopen slaven te kruisigen zagen ze als inhumaan. Met zijn gelijkenis laat rabbi Meïr zien dat marteling mensonwaardig is. De vloek van God wordt in zijn korte vertelling een genitivus subjectivus. Met de kruisiging van deze koningszoon wordt God zelf vervloekt en onteerd.
Goede Vrijdag. Het lijkt er wel op dat de koning is gekruisigd.
[1] Eric Ottenheijm en Martijn Stoutjesdijk (redactie), Parabels, onderricht van Jezus en de Rabbijnen, p. 193