Een stem in de woestijn

landschap met de barmhartige Samaritaan, Maarten van Heemskerck, Rijksmuseum

Ik ben de stem in de woestijn die zegt: “maak recht de weg van de Heer” (Johannes 1:23)

Ik zal het maar ronduit bekennen, ik behoor bij de  enkele gelukkigen die nog vlak voor de lockdown de nieuwe Spidermanfilm hebben gezien. Nu ja gelukkig…, die superheldenfilms zijn totaal niet aan mij besteed, maar mijn zoon wilde hem heel graag zien en dat maakte het voor mij ook weer leuk. En wat het voor mij ook tot een bijzondere ervaring maakte is dat ik merkte hoe emotioneel betrokken het bioscooppubliek was bij hun held, ik mag natuurlijk niks weggeven, maar bij een bepaalde verrassende onthulling in de film steeg er een gejuich op in de bioscoopzaal van Roosendaal. Er werd hartstochtelijk en enthousiast meegeleefd. De toeschouwers zaten er helemaal in. Met volle overgave.

Als een geheime identiteit bekend wordt gemaakt dan zit je op het puntje van je stoel, dan is je aandacht geboeid, denk aan ‘Wie is de mol?’ En daarom trekt Johannes de Doper de aandacht: Wie ben jij? dat is de vraag waarmee er priesters en levieten tot hem komen. Ze zijn oprecht nieuwgierig: ben je de messias, Elia of de profeet? Priesters en levieten komen uit Jeruzalem, dat doet me ergens aan denken, daar kom ik nog even op terug.

Johannes roept nieuwsgierigheid op, hij wekt verwachtingen, dit zou hem wel eens kunnen zijn, de persoon die de belofte van een nieuwe tijd inlost. Daar leeft een groot verlangen naar.

Dat merkte ik ook bij die Spidermanfilm, hoewel alle fans snappen dat het om een bedacht, gespeeld personage gaat, belichaamt deze superheld en gewone jongen ineen de behoefte naar een redder, iemand die het kwade bevecht en de wereld bevrijdt. Dat is ergens een christelijk thema. En dankzij Spiderman heb ik ontdekt dat dit een verhaal is waar velen voor openstaan, en emotioneel door geraakt en enthousiast van willen worden. Kijk, zo was het voor de dominee toch een interessante film.

Wie ben je, Johannes geeft er open en eerlijk antwoord op, ik ben de messias niet en ook niet Elia en ook niet de profeet. Drie keer nee en toch staat er dat hij niet ontkennend antwoord, hij zegt immers ook wie hij wel is en hij gaat positief in op hun verlangen naar de messias. Ze hoeven niet met lege handen terug naar hun opdrachtgevers. Hiermee kunnen ze tot het hart van Jeruzalem spreken.

Wie is hij dan wel?  ‘ik ben de stem in de woestijn waar Jesaja over spreekt’. Dat is nog eens een sterk en zelfbewust antwoord. Johannes zegt daarmee, ‘ik ben gewoon mezelf, ik ben geen superheld, ik ben de messias niet, maar ik vertolk de boodschap van Jesaja, daar geef ik stem aan.’

En die stem zegt volgens Jesaja: ‘effen de weg van de Heer, trek recht wat krom is.’

Ik ben het niet zegt Johannes, ik ben ook maar een mens, een stem in de woestijn, een tere bloem op het veld. Dat is het realisme van Johannes, nog net iets realistischer dan Spiderman, als je het mij vraagt.

Een open en eerlijk antwoord van Johannes ook op de vragen van onze dagen, we vragen ons immers steeds af wanneer het leven weer gewoon wordt en corona voorbij is, maar dan vergeten we dat het gewone leven ook kwetsbaar is en voorbij gaat en dat er altijd teleurstellingen en beperkingen zijn. Dat is leven en de kunst is dat je daarmee leert leven. Of zijn we te verwend geraakt…?

Johannes getuigt: Ik ben het niet, de messias of superheld, maar in uw midden is Hij. In dit aardse, soms moeizame leven stem klinkt dus een stem, een spreken. In dat Word is leven en licht voor de wereld. Johannes ziet gebeuren dat de Heilige Geest op Jezus neerdaalt, zo wordt ons broze bestaan bezield, een zondige wereld omgedoopt tot nieuwe schepping.

Ik zou nog terugkomen op die priesters en levieten die uit Jeruzalem richting de Jordaan komen, waar deed me dat aan denken? Aan een verhaal dat Lucas vertelt, dat van de barmhartige Samaritaan. Dan zijn er een priester en een leviet die dezelfde beweging maken van Jeruzalem naar Jericho dat in het Jordaandal ligt.

Misschien wilt u mij tenslotte deze vrije uitleg gunnen. Stel je voor dat de evangelist Johannes die gelijkenis van Lucas kende, de barmhartige Samaritaan en dat hij die priesters en levieten laat afdalen vanaf Jeruzalem om ze als het ware een herkansing te geven.  De vraag bij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan is ‘wie is mijn naaste’ en zo komen de priesters en levieten hier langs dezelfde weg met de vraag tot Johannes ‘wie ben je?’.

In de gelijkenis maken de priester en de leviet de weg krom door de vraag naar de naaste in nood, die eenzaam dood ligt te gaan, te ontwijken, ze gaan er met een boog omheen. Hier krijgen ze opnieuw de stem van Jesaja te horen: “Maak recht de weg van de Heer.”

Zoals Jesaja dat brengt, heb je misschien het idee dat je een superheld moet zijn, bergen verzetten, valleien ophogen,  een snelle uitweg uit de crisis, als dat zou kunnen, bovennatuurlijke krachten, maar ik denk dat de priesters en levieten het wel begrepen hebben dat het bij het bereiden van een weg voor de Heer erom gaat of jij een naaste wil zijn.

Ze krijgen de vraag die ze zelf stellen aan Johannes als een echo teruggekaatst. Wie ben je? Ben jij een naaste en wil je geloven dat de Heer zelf je naaste geworden is?

preek 9 januari

Troost, troost mijn volk

De profeet Jesaja-Jan Mostaert (ca.1520) Museum Boymans van Beuningen

De Canadese filosoof Michael Ignatieff schreef een boek over troost. Toen hij daar een paar jaar geleden aan begon, vroegen mensen uit zijn omgeving of het wel goed met hem ging. Waarom een boek over troost? Welk verdriet had hij niet kunnen verwerken?

Het ging goed met hem, maar hij was op het spoor van de troost gezet toen hij bij een muziekfestival een kooruitvoering van de psalmen meemaakte. De muziek en de teksten brachten bij hem als (naar eigen zeggen) niet religieus persoon een diepe emotie te weeg die hij als troost beleefde. En daar wilde hij zich  in verdiepen, want hij had niet verwacht dat het zoveel met hem deed, dat die troost  zo relevant voor hem was

Nu een paar jaar en een paar coronagolven later wordt hem niet meer gevraagd waarom hij zich met het onderwerp troost bezig houdt. Het blijkt dat heel veel mensen snakken naar troost. Waarom? Omdat het leven moeilijker, zwaarder, onzekerder is dan voorheen. En omdat veel dingen die voor afleiding zorgen wegvielen in de lockdowns?

Troost, troost mijn volk, zo begint Jesaja 40, zo begint een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van Israël, want de eerste 39 hoofdstukken van Jesaja spelen vroeger in de geschiedenis, voor de ballingschap, maar hoofdstuk 40 kondigt het einde van 50 jaar ballingschap aan, hier spreekt Deuterojesaja, oftewel een tweede Jesaja. In de geest van de eerste.

Dat zit misschien dicht tegen elkaar aan, de vraag is of het volk zich wil laten troosten of gaat deze Jesaja te snel voor ze. Is de ellende dan zomaar voorbij?

Deze tweede Jesaja en daarmee volgt hij de eerste Jesaja,  geeft aan de ellende, het ver van huis zijn, een bepaalde duiding. Hij beweert namelijk dat die ellende te maken heeft met schuld, een straf is, een taakstraf kun je het noemen, een slavendienst. Het volk heeft schuld op zich geladen en daardoor de vrijheid verspeeld.

In de trant van: ‘Jullie hebben je niet aan de adviezen en de basisregels gehouden en dan is dit het gevolg.’

Maar wat me dan opvalt is dat Jesaja wel wat van die logica afwijkt door het volk toe te spreken dat ze uit de hand van de Heer dubbel  voor haar zonden hadden ontvangen.

Jullie zijn zwaarder gestraft dan je had verdiend, dubbel hebben jullie geboet. Ik weet niet precies hoe Jesaja dat bedoelt.

In ieder geval hoor ik er iets van protest in van de kant van Jesaja,  heeft Israël niet te veel te verdragen gekregen? Heeft God zijn volk niet te hardhandig aangepakt?

Juist in die formulering dat het volk dubbel heeft ontvangen, zit een element van vertroosting. Ja, dat ze in deze situatie zitten is door hun eigen toedoen, het gevolg van hun slordige omgang met God en de naaste, maar het is meer dan dat, meer dan ze hadden kunnen voorzien, ze zijn hier niet alleen verantwoordelijk voor.

Troost, troost mijn volk, dat doe je niet door alle schuld bij een ander te leggen of door alle schuld bij jezelf te leggen . Het lijkt wel alsof God zegt, jullie mijn volk,en ik jullie God, hebben hier allebei ons aandeel in.

Machtig mooi vind ik het dat God Israël hier aanspreekt als ‘mijn volk’ en dat God zich aan hen voorstelt: ‘jullie God’.  Dat deze tweede Jesaja zo begint.

‘Dubbele straf’ zegt de NBV-vertaling, maar ‘straf’ staat er niet. Alleen dubbel ontvangen en dat zet mij aan het denken. 

Nu ga ik Jesaja niet liever maken dan hij is, hij duidt de ballingschap als een straf uit Gods hand, maar ‘dubbel ontvangen’, dat duidt volgens mij op een ander extra. Dat ze naast de straf, ook vrijspraak krijgen, het grote geschenk van de gratie.

Want welk woord staat er nu eigenlijk dubbel? Troost, twee keer, dat is het, dat bedoelt Jesaja met dubbel ontvangen.: Troost, troost, mijn volk.