In den beginne -Nieuwjaarspreek

Johannes de Doper door Mattias Grünewald-Isenheimer Altar, bron: Statenvertaling.net

Het bekendste kerstevangelie, van Lucas, begint met: het geschiedde, het gebeurde, dat is in de Bijbel de manier om een verhaal te beginnen. Het geschiedde in die dagen. En dan zie je Jozef en Maria op bevel van keizer Augustus naar Bethlehem reizen, waar het kind wordt geboren en in een kribbe gelegd, want plaats is er niet in de herberg.

In het vierde evangelie, dat van Johannes, geen Jozef en Maria, geen reis naar Bethlehem, dat vertelt Johannes niet, dat laat hij aan Lucas over. Maar wel lees ik daar diezelfde woorden. Het geschiedde, het gebeurde. Wat gebeurt er dan? Er gebeurt een mens. Dat staat er. In het Nederlands kun je dat zo niet zeggen en daarom staat er in onze vertaling: Er kwam iemand. En dat moet je dus zo opvatten. Er gaat iets gebeuren. Let op. Er kwam een mens die door God werd gezonden en zijn naam: Johannes.

Nu verwachtte je daar misschien de naam Jezus, het evangelie wil toch over Jezus vertellen. De Zoon van God. Ja, maar de eerste naam die hier wordt genoemd is Johannes. Bedoeld wordt Johannes de Doper, zo kennen wij hem.

Johannes wordt hier alleen niet de Doper genoemd, maar de Getuige. Want zo gaat het verhaal verder. Hij heette Johannes en hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen, opdat allen door hem zullen geloven.

Wat weten we van Johannes. Een eigenaardig figuur, hij leefde als een outsider, zag eruit als een zwerver, met zijn mantel van kamelenhaar, mooie kerstoutfit, hij at sprinkhanen en honing die hij in de woestijn vond. En hij was een profeet, hij had kritiek op iedereen of moet je zeggen: hij geloofde er in dat iedereen tot inkeer zou komen. Hij bracht heel het volk er toe om te verlangen naar de vergeving van zonden. Een nieuw begin.

Een stem in woestijn, die de weg van de Heer aanlegt, zo wordt hij in de Bijbel getypeerd. En hier komt  hij het verhaal binnenlopen als getuige, om van het licht te getuigen, opdat allen zullen geloven.

Het licht, daar moet iemand, een mens je op wijzen. Je opmerkzaam op maken. Wat voor een licht is dat dan, als iemand een licht aan doet, dan zie je dat toch zelf wel, heb je daar een getuige voor nodig?

Johannes 1 spreekt over het licht van den beginne.  Van de eerste dag, van Genesis 1. Het licht dat ontstaat, dat gebeurt,  door het Woord, als God gaat spreken. ‘In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God’. Prachtige openingszin. Pure poëzie.

Deze proloog sluit aan bij Genesis 1. Het begin van de Hebreeuwse Bijbel. De schepping. Als God in den beginne de hemel en de aarde schept door te spreken, door zijn woord. En om te beginnen het licht. God sprak, laat er licht zijn en er was licht.

Dat is dus het licht van de eerste dag en wat dat licht bijzonder maakt is dat het er is, voordat de zon en de maan en de sterren geschapen worden. Het is dus een oorspronkelijke lichtbron, die zich onderscheidt van de duisternis en niet afkomstig is hemellichamen en lampen en kerstverlichting, het is het licht van God zelf.

Van dit licht getuigen, dat is wat Johannes doet, hij is zelf het licht niet, maar getuigt van Gods verborgen aanwezigheid in deze wereld, het licht dat schijnt in de duisternis.

Hoe getuigt hij daarvan? In de eerste plaats door mens te zijn, want zo wordt hij geïntroduceerd. Er geschiedde een mens en hij droeg een naam Johannes, een naam hebben wil zeggen dat je aanspreekbaar bent. Als je een naam hebt, dan heb je ook een roeping.

Als je aanspreekbaar bent op je mens zijn, dan gebeurt het, dan geschiedt het ook in jouw leven.

Dat is waar de openingszin van dit evangelie op duidt. In den beginne was het woord, vanaf het begin is er het spreken. God begint ermee, schept het licht en hemel en aarde en tenslotte de mens die tot antwoorden in staat is, die geroepen wordt om zodoende van het licht te getuigen.

Wat voor een getuige was Johannes? Hij kwam om te getuigen, opdat iedereen door hem ging geloven.

Kan een medemens je geloof geven? De geseculariseerde wereld zegt ‘nee dat kan niet, dat is ieders persoonlijke keuze, de gelovige zegt misschien ook wel ‘nee, dat is het werk van de Heilige Geest’, de dominee denkt, ik probeer het, maar het lukt me niet of nauwelijks’, maar deze tekst heeft er alle vertrouwen in. Opdat allen zullen geloven, door die mens. Vertrouwen krijgen.

Ik zou haast zeggen, laat het maar gebeuren in jouw levensverhaal, wees mens, wees aanspreekbaar voor het spreken van God, voor zijn Geest die je geloof nieuw leven inblaast, dan gebeurt het dat je een getuige bent. Geloofwaardig en vertrouwenwekkend.

Als ik dit Woord van den beginne tot me door laat dringen, dan krijg ik er inderdaad weer vertrouwen in, dat het gebeurt, dat mensen geloof krijgen in dit verborgen licht van God dat schijnt in de duisternis.

Kerst 2021-Nieuwjaar 2022

Een wonderlijk bestaen

Rubens, St. Michael verdrijft Lucifer uit het paradijs, wikipedia.org

In zijn voorwoord op zijn treurspel ‘Lucifer’ geeft Vondel toe dat hij voor het dramatische effect gebruik maakt van een theologische opvatting die door sommige, maar niet door alle godgeleerden gedeeld wordt. Hij laat de engelen namelijk voorkennis van de incarnatie (menswording van God in Christus) hebben. Als Gabriël dit aan de opstandige engelen meedeelt, is hun rebellie niet meer te stoppen. In zijn ‘disclaimer’ zegt Vondel voor de zekerheid dat dit gebruik niet betekent dat hij positie kiest in deze discussie. Hij vermoedde zomaar dat dit wel eens gevoelig zou kunnen liggen.

Vondel betoogt ter verdediging van zijn toneelstuk over  de val van een deel van de engelen, dat dit in de  Heilige Schrift wordt beschreven. Omdat deze Bijbelteksten heel summier zijn, ziet Vondel ruimte om zelf motieven en redenen aan te voeren voor hun afvalligheid. Hij noemt hoogmoed en jaloezie als 2 kanten van dezelfde zaak. Lucifer  en zijn medestanders zijn jaloers op de mens die naar Gods beeld geschapen is.  Deze gedachte komt hij tegen bij de kerkvader Cyprianus. Vondel gaat nog verder en laat de engel Apollion die in het paradijs het pasgeschapen mensenpaar heeft geobserveerd afgunstig zijn op hun lichamelijkheid en intimiteit.

Dan kuste hy zyn bruit, en zy den bruidegom

Dan ging de bruiloft in, met eenen wellekom

En brant van liefde, niet te melden, maer te gissen,

Een hooger zaligheit, die d’Engelen noch missen. (135-138)

Helaes! Wy zyn misdeelt; wy weten van geen trouwen,

Van gade of gading, in een hemel, zonder vrouwen. (141-142)

Het idee dat de engelen ondergeschikt zijn aan de mens komen we ook in het Jodendom tegen: Israël is meer geliefd bij God dan de engelen (Babylonische Talmoed Choelien).

Vondel maakt van zijn engelen personages met een eigen psychologie, die met de blik van de buitenstaander het mens-zijn becommentariëren:

Den mensch, in top van Staet en maght, zoo trots verheven,

Dat wy, als slaven, voor zyn heerschappye beven (Lucifer790-91)

Hoe wy, door ’t nieuw bevel, van onze staet vervielen

In eene slaverny der aerde, en zoo veel zielen

Als uit een luttel bloets en zaets te spruiten staen.

Wat is by ons alree mishandel, of misdaen,

Dat Godt een waterbel, vol wint en lucht geblazen

Verheft om d’Engelen, zyn zonen,te verbazen?

Een basterdy verheft, gevormt uit klay, en stof?

Wy waren pas gewyt tot pylers van zyn hof. (842-848)

De gereformeerde predikanten in Amsterdam hebben pogingen gedaan om dit toneelstuk van Vondel te verbieden. Dat God al voor en los van de val van engelen en mensen besloten had om zich te verenigen met de mens, werd door de calvinistische theologen namelijk algemeen afgewezen. Zo lees ik in een artikel van Nico den Bok. (In ‘Wat God bewoog om mens te worden’, gedachten over de incarnatie, 2003)

 In een levendige dialoog tussen de aanhangers van Lucifer en een rei (koor) van trouw gebleven engelen drijft Vondel de discussie op de spits.

Luciferisten: Men had ons nutter dees geheimenis gezwegen.

Rey: De Godtheit openbaert haer hart, tot u genegen.

Luciferisten: Noch milder tot den mensch: zy zet hem boven aen:

Rey: Verknocht met Godts natuur: een wonderlijk bestaen. (890-993)

Eerder schreef ik dat dit een gedachte is die pas veel later in de theologie is uitgewerkt, maar Den Bok laat zien dat Duns Scotus, een middeleeuwse denker hier al heel scherp over heeft nagedacht. Dat het van den beginne Gods plan is geweest om mens te worden, zonde of geen zonde. Menswording is het doel van de schepping. Dat is een theologie waar ik vrolijk van word en waar Vondel God alle eer voor geeft.

Luciferisten: Hoe wil de mensch de kroon der Engelen verdooven!

Rey: Alle engelen zullen Godt in ’t lichaem zien, en loven.

Luciferisten: Zy zullen slyck en stof aenbidden in het stof?

Rey: Bewieroocken Godts naem, met geur, en prys, en lof. (988-91)